Ciné Rex: ‘Antwerpens Prachtkinema”
maart 20, 2012 Plaats een reactie
In maart 1985 vierde het Rex-concern met trompetgeschal het gouden jubileum van haar vlaggenschip Ciné Rex (De Keyserlei 15).
Met ‘A passage to India’, de eerste film van grootmeester David Lean in bijna 15 jaar, kreeg de Rex een meer dan passende film om deze verjaardag de nodige luister bij te zetten.
Heylen en zijn team stelden alles in het werk om van de première-avond het societygebeuren van het jaar te maken. Alle traditionele elementen passeerden de revue: marsmuziek van een Brits militair muziekkorps, acteurs James Fox en Victor Banerjee op de rode loper, heel wat zogenaamde hoogwaardigheidsbekleders in de feestelijk versierde zaal, receptie en vuurwerk van Hendrickx achteraf.
Maar voor een vijftigste verjaardag mocht het natuurlijk iets meer zijn. Daarvoor zorgde ‘een direct uit Dakar overgevlogen, feestelijk Indisch opgetuigde olifant’.
Tenminste dat liet de publiciteit ons geloven (kijk maar naar de Antwerpse Kinema Aktualiteiten onderaan deze blog). In werkelijkheid was de olifant afkomstig van Dierenverhuur Harry Malter uit Heusden.
Het Rex-concern en Excelsior Films gingen evenwel nog een stapje verder en factureerden de Dakar-olifant aan het productiehuis Thorn-EMI, producent van ‘A passage to India’. Toen men in Engeland de ware toedracht vernam, werd de relatie met Excelsior per direct verbroken en kreeg de jonge distributiefirma Independent (van Jan Verheyen en Marc Punt) de Belgische distributierechten voor de Thorn-EMI-films.
Betekende deze hele ‘olifantengeschiedenis’ misschien het begin van het einde van het Rex-concern en Excelsior Films?
De locatie van de Rex behoort tot de uitgangsgeschiedenis van de stad. Einde 19de, begin 20ste eeuw was het al een plaats waar ‘mondaines en demi-mondaines’ hun aanbidders ontmoetten (Frans Crols in Trends van 29 november 1985).
In 1884 was er het ‘Palais Indien’ (schouwburgzaal met circusallures), later volgden het ‘Grand Café Universel’, een groot theesalon met live-orkest (1897), het ‘Theatre Gaumont’, filmvertoningen afgewisseld met attracties (1910) en na de eerste Wereldoorlog het ‘Leopoldpaleis’. In 1929 vestigde de Belgische Werklieden Partij er een volkshuis, om dan in 1935 plaats te ruimen voor de oorspronkelijke Ciné Rex.
Het was de jonge architect Leon Stynen (°1899 + 1990) die hiermee een ‘vroeg meesterwerk van een lange carrière’ bouwde (Frank Heirman in ‘Het paleis om de hoek’). Heirman schrijft dat Stynen nergens nog ‘de gebalde kracht van de buitengevel van de Rex zou evenaren. Hij maakte van de luifel en het voorportaal van Ciné Rex één vloeiende lichtsculptuur, bekroond door drie gigantische neonletters’.
De openingsfilm op 29 augustus 1935 was de Weense operette ‘Ball im Savoy’ (1935, Istvan Székely) en toen reeds kreeg de Rex de ondertitel ‘Antwerpens Prachtkinema’ mee.
Elke Antwerpenaar weet dat op 16 december 1944 het noodlot toesloeg. Tijdens de vertoning van ‘The Plainsman’ (‘Een avontuur van Buffalo Bill’ met Gary Cooper) viel een V2-bom op de Rex. 567 mensen lieten hierbij het leven, honderden kijkers waren gewond, waaronder Georges Heylen, die tijdens de oorlog was opgeklommen tot baas van de Rex.
Frans Crols noteert hierover in Trends: ‘Tien jaar hard werken was herleid tot lijken, repen behang, verwrongen zetels en opgerookt celluloïd. Georges Heylen kreeg van Frank Pepermans de tweede Ford die in 1945 van de Antwerpse montageketen rolde en Heylen – deels op krukken – reed 85.000 kilometer van Zweden naar Italië naar Duitsland naar Groot-Brittannië om Rex opnieuw op te bouwen’.
Op 12 maart 1947 was ‘The Lost weekend’ (1945) de eerste film in de nieuwe Rex.
Rex groeide al snel uit tot de zaal met de beste premières. Volgens AUB van 22 maart 1985 (zie ook de scan hieronder, met een muisklik krijg je de afbeelding in het groot) was de Rex de eerste zaal waar je een 3D-film in kleuren kon zien (19 juni 1953, ‘House of Wax’) en de allereerste Cinemascope-film in Antwerpen werd er vertoond (25 december 1953, ‘The Robe’).
Dat het niet allemaal topfilms waren die op de affiche prijkten wordt wel eens vergeten. In de jaren ’70 en ’80 waren er in de Rex maar al te vaak minderwaardige films van het eigen Excelsior-label te zien. ‘Der Arzt von St. Pauli’ (1968) stond er maandenlang geprogrammeerd. Net als enkele van de vervolgfilms met Curd Jürgens. ‘Opwindende sensatie in een boeiende kleurenfilm met tal van extravagante uitspattingen’, zo leren ons de Antwerpse Kinema Aktualiteiten van toen.
De locatie van Ciné Rex was perfect. Mooi in het midden van de De Keyserlei, de boulevard die het Centraal Station met de Meir verbindt.
Dagelijks liepen duizenden mensen onder de grote luifel van de Rex en zagen ze de prachtige calicots. Op regelmatige tijdstippen waren er avant-premières met fanfaremuziek, vuurwerk en vedetten.
Spijtig dat Heylen nooit op de idee is gekomen om een ‘Walk of Fame’ aan te leggen voor de Rex. De Antwerpse versie zou ongetwijfeld hebben kunnen wedijveren met die van Los Angeles.
De lijst met filmpersoonlijkheden die op de rode loper hebben gelopen oogt immers indrukwekkend. Niet alleen Vlaamse en Franse vedetten (Yves Montand, Lino Ventura, Pierre Richard …) tekenden acte de présence, maar ook Jayne Mansfield, Peter Ustinov, Nastassja Kinski, Roger Moore, Melina Mercouri, regisseur Richard Fleischer en, ja zelfs The Village People liepen er in de schijnwerpers.
Met zijn 1120 zitjes (parterre + balkon) was Cinema Rex één van de grootste Antwerpse centrumzalen.
Op het balkon van de Rex had je een perfect zicht op het scherm. Wie beneden op de laatste rijen zat en groot van gestalte was, zag de bovenkant van het doek niet (of had ik alleen maar die indruk?).
Verhalen doen de ronde dat de stoelen van de Rex in 1947 ontworpen waren met een luchtkoker onderin. Naarmate de buitentemperatuur werd er warme of koude lucht onder de zetels geblazen. Volgens Gazet Van Antwerpen(13 april 1994) was het een voor die tijd ‘geavanceerd systeem van air-conditioning’. De Gazet schrijft verder: ‘De warme lucht kwam vanuit de kelder waar een enorme kolenkachel zorgde voor de verwarming van de filmzalen. Tot de laatste dag zwoer baron Heylen bij deze verwarming, al moest de aftandse installatie elke morgen met tientallen emmers kolen worden gevuld’.
Glitter ontbrak evenmin de Rex. Volgens ‘De Tijd’ (20 april 1994) waren de pijlers die het podium omgaven met bladgoud bezet. En ‘in de hal naast de receptieruimte vind je een voor die tijd opmerkelijke ronde lift’.
In de zomermaanden van 1993 stond ‘Cliffhanger’ als laatste film op de affiche van de Rex. De film liep toen parallel met de Calypso aan de overkant van de straat.
Helaas voor de medewerkers van het Rex-concern en voor de filmliefhebbers kwam er na de ‘cliffhanger’ geen happy end. Begin september stonden 70 medewerkers van het Rex-concern op straat.
Wie in de stationsbuurt nog een film wou meepikken, kon enkel nog terecht in de Calypso-zalen (hoek De Keyserlei – Quellinstraat) en de drie zalen in de kelder van het Century Center. Verder waren er in de Kaasstraat nog de Cartoon’s zalen.
Erik Kloeck was voor eventjes alleenheerser in Antwerpen. Op de Luchtbal was men evenwel al aan het aftellen naar 17 oktober. Die dag zou burgemeester Cools de lintjes van Metropolis doorknippen.