Ciné Winterpaleis: hoe ‘van een oude schuur een prachtzaal te maken’

affiche Winterpaleis
‘Star in the dust’-affiche – 25 mei1962 in Winterpaleis – collectie Wilfried Vlyminck


Weinig waarschijnlijk dat Ciné Winterpaleis nog een belletje doet rinkelen bij lezers van deze blog, laat staan dat ze er ooit naar de film zijn geweest.
In deze zaal op de Paardenmarkt rolde immers op 3 september 1964 voor het laatst een film door de projectoren.
We schreven reeds eerder dat ondermeer deze cinema ervoor zorgde dat bij Eric Kloeck, mede-oprichter Cartoon’s, het filmvuur werd aangewakkerd. Dit en enkele nooit eerder gepubliceerde foto’s zijn de aanleiding om wat dieper in te gaan op deze vergeten wijkcinema.

Wanneer het Antwerpse cinemaverleden ter sprake komt, is het altijd goed om even trouwe lezer Jef Davidse aan het woord te laten.
Jef is welgeteld één keer in het Winterpaleis geweest. Van zijn brave, katholieke moeder mocht hij er eigenlijk niet komen. ‘Dat had iets te maken met het volkse karakter van de zaal en de geruchten als zou er op de achterste rijen flink gevrijd worden’.
Op uitdrukkelijk verzoek van de jonge Jef neemt een tante ‘die met minder fatsoen begaan was’ hem mee naar een vertoning van de Franse superproductie ‘La Fayette’ (week van 14 juni 1963, red.). De film was eerder genadeloos geflopt in het stadscentrum (één week Rex, ondanks een avant-première in aanwezigheid van acteurs Michel Le Royer en Pascale Audret), maar Jef was sinds het zien van ‘El Cid’ en ‘Spartacus’ helemaal in de ban van de historische film en wou ‘La Fayette’ (over een Franse markies die na de Franse Revolutie ook betrokken raakt in de Amerikaanse onafhankelijkheidsstrijd) absoluut niet missen. Uiteindelijk heeft hij ‘niets onoorbaars gemerkt in wat mij gewoon een cinema zoals al die andere leek’.

De unieke foto’s komen uit het persoonlijk archief van André Dejonghe. Eerder publiceerden we uit hetzelfde archief reeds nooit geziene beelden van ciné Astra uit de Carnotstraat (https://cinantwerp.wordpress.com/…/cine-astra-beelden-zeggen-meer-dan-woorden/). De foto’s dateren van kort na de WO II toen het Winterpaleis een grondige transformatie onderging. Architecten Lemaire en Clément De Graeve wisten toen ‘van een oude schuur een prachtzaal te maken’ (Gazet van Antwerpen, 18 april 1947, pagina 4).
Bijna waren de verbouwingen op een tragedie geëindigd toen in oktober 1946 het dak van de cinema gedeeltelijk instortte. Het incident haalde zelfs de voorpagina van de Gazet van Antwerpen. Enkele appartementen die boven de zaal lagen, deelden in de ravage en een 15-jarig meisje kwam onder het puin terecht. Gelukkig kon men het meisje uit haar ‘neteligen toestand’ redden en ‘als bij wonder scheen zij slechts licht gewond te zijn’ (Gazet van Antwerpen, 29 oktober 1946, pagina 1).

Zicht op het vernieuwde Winterpaleis – 17 april 1947


Op donderdag 17 april 1947 was er de vooropening van de vernieuwde zaal voor ‘al wat naam heeft in de kinemawereld’ met de vertoning van de film ‘Stage Door Canteen’ (1943, regie Frank Borzage), een musical die vooral bedoeld was om tijdens WO II de moraal van de Amerikaanse troepen op te krikken. Gazet Van Antwerpen kopte ‘Een prachtprestatie in een volkswijk’ en was verder één en al lof: ‘Van op elk plaats kan men volmaakt het zilveren schrijn in zijn geheel bewonderen. Het licht is getemperd en geeft den bezoeker een gevoel van rust. De zitplaatsen zijn gemakkelijk en royaal toegemeten. Zowel de benedenplaatsen als de plaatsen op de ruime galerij bieden den toeschouwer de mogelijkheid, zonder de minste inspanning het ganse verloop van de film te volgen.’

Buitenkant ciné Winterpaleis – april 1947


Een dag later was de eerste film voor het publiek een gelijkaardige productie: ‘Star Sprangled Rhythm’ (1942, regie George Marshall) met in de hoofdrollen Bing Crosby en Bob Hope.

Winterpaleis 2


De eerste filmvertoningen in het Winterpaleis zouden dateren van 1913. Het programma bestond toen nog uit een mix van operette en film. De zaal droeg de naam ‘Imperial’ en zou verwijzen naar het puddingmerk dat toen een atelier had aan de Paardenmarkt.
Al snel kwam de cinema in handen van Albéric De Paep en Joseph Spanoghe. Met de naam ‘Lux II’ werd er verwezen naar een andere zaal van deze Antwerpse cinemapioniers in de Provinciestraat. De Paep en Spanoghe hadden evenwel meer aandacht voor hun cinemapaleizen op de Meir (Roxy) en in de Appelmansstraat (Empire) en verkochten de ‘Lux II’ aan een zekere mevrouw Van Houdt die de zaal openhield in de jaren twintig en dertig.

Projectiekamer ciné Winterpaleis – april 1947


De verbouwingswerken na de Tweede Wereldoorlog gebeurden door de nieuwe eigenaars, de familie Gebruers. Louis Gebruers was toen in de Carnotstraat al mede-eigenaar van Ciné Astra.
De programmatie van de zaal was eerder traditioneel en gericht op de volkse buurt rond de Paardenmarkt. Maanden (en soms jaren) nadat een film de centrumzalen had aangedaan, werd een bijna versleten kopie in het Winterpaleis vertoond.
Exemplarisch is de programmatie van 12 augustus 1960 (programmablaadje hieronder): als hoofdfilm een Engelse komedie uit 1958 (‘Bachelor of Hearts’) en als bijfilm de nog oudere Fritz Lang-film ‘Beyond a Reasonable Doubt’ (1956).

Programma Winterpaleis van 12 augustus 1960 (eigen collectie)


Vier jaar later hield het Winterpaleis er al mee op. De doorbraak van de televisie en de moordende concurrentie met de zalen op en rond de de Keyserlei waren de strop om de hals.
Met een Italiaanse piratenfilm ‘Le sette spade del vendicatore’ (1962, Ricardo Freda) en de Freddy Quinn-komedie ‘Freddy und der Miilionär’ (1961, Paul May) werd op 3 september 1964 een weinig memorabele last picture show gegeven.
Het pand onderging uiteindelijk hetzelfde lot van talrijke andere cinema’s die in de jaren ’60 en ’70 hun deuren sloten. In januari 1965 kwam er een kledingwinkel die adverteerde met de slogan ‘halve prijs kwaliteitsconfectie’. De winkel bleef de naam Winterpaleis dragen.
Begin jaren ’80 werden alle gebouwen tussen de Venusstraat en de Toog uiteindelijk gesloopt en verdween de plek achter reclamepanelen. Vele jaren bleef het een stadskanker tot er in 2011 begonnen werd met de bouw van luxueuze studentenflats.

Lezers die op één of andere manier herinneringen hebben aan ciné Winterpaleis nodigen we graag uit om deze te delen. Reageren kan via antwerpen.kinemastad@hotmail.be of via ‘Geef een reactie’ op deze pagina.

Antwerpen Kloeckstad

Eric Kloeck remembered (° 11 juni 1953 – † 9 december 2017)

In de zomer van 1976 was hij erbij toen enkele enthousiaste cinefielen cinema Monty nieuw leven in bliezen. Zijn naam zal voor altijd verbonden blijven met de Cartoon’s. En toen het Rex-concern in 1993 failliet ging, was hij met negen bioscoopschermen eventjes alleenheerser in ‘Antwerpen Kinemastad’.
Met het overlijden van Eric Kloeck nemen we afscheid van een creatieve duizendpoot die zijn stempel drukte op het Antwerpse cinemagebeuren van rond de eeuwwisseling.
We schetsen het portret van een eigenzinnige man aan de hand van citaten en een aantal persoonlijke gesprekken die we met hem hadden in 2015 en 2016.

Eric Kloeck in Gazet Van Antwerpen van 4 november 1999

 

‘Toen het betreden van de cinema een bijna nog groter evenement was dan de uren wegdromen die zouden volgen’ [1]
Eind jaren ’50, begin jaren ’60 liep het storm voor de cinema in Antwerpen. Niet alleen in de stationsbuurt. In elke wijk had je cinema’s die volle zalen trokken met films die maanden eerder hun première hadden beleefd in de centrumzalen. Een ticket was goedkoop en opkleden was niet nodig.

De jonge Kloeck had het geluk dat zijn beide grootmoeders fanatieke cinemagangers waren. In zijn roman ‘Trage Dagen’ (1999, uitgeverij Continental Publishing) beschrijft Kloeck met opvallend veel detail en liefde hoe Moemoe van Boven en Moemoe Cent hem elke week meenamen naar de cinema’s Ritz (nu Café d’Anvers op de Verversrui) en Winterpaleis (Paardenmarkt).

Het is geen subjectieve herinnering, maar Ritz zal altijd blijven voortleven als één der mooiste cinemazalen die ik uit die periode ken.
Aan de gevel lokten de vier rood gloeiende letters de bezoekers, roder dan de lampen die bij het einde van deze trechtervormige straat onder gelijkvloerse ramen brandden.
Achter zes glazen deuren voerde een gang naar de zacht verlichte in hout uitgesneden foyerruimte.
Rechts de vestiaire, zoals de zware houten art-deco letters vertelden. In de linkerhoek de bar naast de deuren met de ronde, donkere raampjes, de ware toegang tot de zaal.
Nog even een sas door en men betrad de zaal, die onmiddellijk indruk maakte omdat op de stoelrijen werd uitgekeken, het scherm lag immers achter je.
Langs de stoelenrijen vond je de gedimde bar die de hele vertoning openbleef. Tussen zetelrijen en bar, nodigde een gangpad uit tot het beklimmen van de trap die naar het steile balkon liep onder de drie drakenkoppen waaruit het hypnothiserende kegelvormige licht van de projectoren scheen (‘Trage Dagen’, pagina 46 – 47).

In het Winterpaleis (‘een kleine, volkse zaal’) zag Kloeck voor het eerst ‘Spartacus’ (1960, Stanley Kubrick), een film die hij vele jaren later met regelmaat zou programmeren in Monty en Cartoon’s.
Fascinatie is er meteen voor de wijkcinema’s (‘De inrichting van de Festa dat was toch helemaal ‘Das Cabinet des Dr. Caligari’). Om dan later vast te stellen dat met het verdwijnen ervan ook een deel van het sociaal leven verdween.
Uitnodigende lobby-foto’s en kleurrijke affiches met tot de verbeelding sprekende Vlaamse titels (‘Zolang er mensen bestaan’, ‘De trein zal drie maal fluiten’ , ‘Zij die tweemaal leefde’…[2]) doen de jonge Kloeck wegdromen. Zonder een meter pellicule te hebben gezien, fantaseert de jonge filmfanaat eigen verhalen over de films die hem te wachten staan.
Op zijn vijfde heeft hij al een duidelijk beeld over wat hij later wil doen: schrijver worden of iets wat met cinema te maken heeft.

De romans van Eric Kloeck

 

De Bloedige Terugkeer van C. Verschaeve
Op zijn 22 jaar debuteert Kloeck als schrijver. Samen met jeugdvriend Jan Ceuleers (neen, niet de journalist en latere programmadirecteur van de openbare omroep) schrijft hij in enkele weekends het chaotische verhaal van een zekere Xavier Wasseret en de opgraving in Oostenrijk van de stoffelijke resten van Cyriel Verschaeve door de VMO.
Walter Soethoudt is als uitgever niet vies van wat risico en geeft het boek uit.
In zijn memoires[3] herinnert Soethoudt zich dat Kloeck er op aandrong om het boek er ‘slecht’ te doen uitzien. ‘Het omslag is afschuwelijk, het houtvrij papier is bijzonder geel en wanneer het lood eenmaal op de drukmachine ligt, geef ik het nog een ferme stoot mee zodat er nogal wat dansende regels in het boek terechtkomen’ (pagina 121).
De presentatie aan de pers gebeurt vanuit een rijdende tram ‘zodat we geen overvallen van de VMO op onze nek krijgen’ (nog volgens Soethoudt).
Is het daarom ook dat Kloeck en Ceuleers het uitgeven onder de nom de plume ‘neefjes De Rouck’?
Volgens Kloeck had het boek aardig wat succes (‘vooral in Nederland’), maar heeft hij er nooit een frank van gezien. Geen verwijten aan het adres van Soethoudt evenwel: ‘Ik mag die man wel, hij heeft dikwijls zijn nek uitgestoken’.
Feit is dat ‘De Bloedige Terugkeer van C. Verschaeve’ nu nog moeilijk te vinden is. Volgens Kloeck betaalde je in een antiquariaat al vlug 35 euro voor een exemplaar in goede staat.

Het schrijven zou Kloeck niet meer loslaten. Tussen zijn drukke cinemabezigheden schrijft hij ironische stukjes voor het tijdschrift ‘Andere Sinema’ en levert hij aan Studio Vandersteen scenario’s voor de Duitse versie van ‘Bessy’ (‘met afstand van rechten’).
Pas in 1999, na de verkoop van de Cartoon’s aan de groep Kladaradatsch!, vindt Kloeck weer tijd voor een roman. In ‘Trage Dagen’ schildert hij het Antwerpen uit zijn jeugd. Van 1953, zijn geboortejaar, tot 1963, het jaar dat het gezin Kloeck verhuist van de Italiëlei naar een nieuwe voorstadswoonst in Ekeren.

De zomer van 1976
Iedereen herinnert zich de zomer van ’76 als die onafgebroken periode van zonneschijn en veel te hoge temperaturen. In de late uren zoekt een werkloze Kloeck verkoeling in de kroegen op en rond het Conscienceplein. Hij luistert er naar de wilde plannen van een trio onverlaten om cinema Monty opnieuw op te starten met een gedurfde programmatie. Grote bezieler Michel Apers was geen onbekende voor Kloeck. Ze waren elkaar tegenkomen tijdens de Film Internationals van 1973 en 1974 in de Roma (‘We zagen elkaar in lege zalen’). Kloeck gelooft in het project en biedt zijn diensten aan.
Wanneer de Monty in september 1976 weer opengaat is Kloeck omnipresent: folders posten op het Zuid, de zaal poetsen op maandag en vele avonden de kassa doen.
Vanaf november bepaalt hij ook mee het programma, een mix van hernemingen en cinefiele premières. Kloeck verwerft een symbolish aandeel van de Monty en krijgt een bescheiden loon uitbetaald (‘amper iets meer dan mijn dopgeld’).
De mooie herinneringen aan de Monty zullen Kloeck altijd bijblijven: ‘Overal kende men ons en we werden continu getrakteerd’.

Affiche die de opening van Cartoon’s aankondigt

 

Kloeck wordt gezicht van de Cartoon’s
Het succes van de Monty baart de uitbaters ook kopzorgen. Een dynamische en rendabele exploitatie is moelijk met slechts één scherm. De eigenaars (de parochie) zijn ook niet echt happig om te investeren in de verouderde zaal. Om op termijn te overleven zoeken de Monty-boys naar alternatieven. Zo worden er gesprekken aangeknoopt met Guy Dandelooy.
Die heeft enkele jaren eerder nog meegewerkt aan het Antwerps ‘Studio’-project van Leuvenaar Jos Rastelli. Samen met enkele vrienden uit het hockey-milieu heeft Dandelooy een pakhuis in de Kaasstraat omgebouwd tot privé-club met cinemafaciliteiten.
Dandelooy en co. willen hun infrastructuur commercialiseren en hebben hiervoor nood aan kapitaal en knowhow. Het komt tot een akkoord met de uitbaters van de Monty. Elk stoppen ze een half miljoen Belgische franken in een nieuwe vzw. Verder maakt een banklening van één miljoen het mogelijk om twee zaaltjes en een café in de kelder in een mum van tijd klaar te maken voor uitbating.
Uitgangspunt is om ‘stiefmoederlijk behandelde genres als de fantastiek, nog slechts sporadisch in zalen vertoonde klassiekers of gewoon nieuwe films waarvoor slechts een beperkt publiek bestaat’[4] een kans te geven.
Op zaterdag 2 september 1978 is het zover. In zaal 1 wordt ambitieus gestart met de Antwerpse première van ‘Pourquoi pas!’ (1977, Coline Serreau). Zaal 2 programmeert de Engelse horror anthologie ‘From Beyond the Grave’ (1974, Kevin Connor) en een Charlie Brown-tekenfilm uit 1969 (‘A Boy named Charlie Brown’, Bill Melendez).

Al snel wordt Cartoon’s een begrip in Antwerpen. De kleine zalen (100 en 49 plaatsen) maken het Kloeck mogelijk om creatief te programmeren. Het publiek smult van het gevarieerde aanbod en apprecieert de no-nonsense aanpak die scherp contrasteert met de stijfdeftigheid van de Rex-zalen.
In maart 1982 volgt zelfs de opening van een derde zaal op de eerste verdieping van het gebouw.

Overzichtsaffiche Monty/Cartoon’s – week van 2 september 1978

 

Ups and downs
Voor de buitenwereld lijken de beginjaren van de Cartoon’s een succes zonder weerga. Achter de schermen gaat het er evenwel minder fraai aan toe. Verzuurde relaties, het stopzetten van de Monty en tegenvallende inkomsten zorgen begin jaren ’80 voor een breuk tussen de aandeelhouders.
De groep rond Dandelooy wil meer rendement, kompaan van het eerste uur Jan Jespers wordt na een confict aan de deur gezet, Michel Apers werkt deeltijds voor de Calypso-zalen en moet compromissen sluiten met zijn vrienden van de Cartoon’s …
Kloeck verdient amper het zout op zijn patatten en klust bij als kassier van de Calypso-zalen, bedenkt vragen voor de televisie-kwis ‘Cinemanie’ van Michel Follet en levert zijn Bessy-scenario’s af.

Eind 1985 ontstaat er uiteindelijk een vertroebeld klimaat waarin iedereen zijn Cartoon’s-aandelen kwijt wil (‘Ze gooiden de aandelen naar mijne kop’). Kloeck beseft dat het vijf voor twaalf is en spreekt in zijn Cinemanie-entourage enkele jonge filmbuffs aan. Erik Engelen, Michel Follet en Erik Van Looy zijn bereid om mee te participeren in de Cartoon’s.
Een onverdeeld succes wordt de samenwerking evenwel niet. Ondanks het kleine leeftijdsverschil heeft Kloeck het moeilijk met de manier van aanpak en de visie van de nieuwelingen. Vele jaren later spreekt hij nog over ‘etterbakjes’, ‘groot lawaai’ en ‘ze gingen het allemaal terug heruitvinden’. Om er meteen aan toe te voegen dat alle meningsverschillen met de jaren zijn uitgepraat.

Gelukkig zijn er een aantal films die Cartoon’s er weer bovenop helpen. Kloeck noemt ’37,2° Le Matin’ (1986, Jean-Jacques Beinex) zelfs ‘the picture that saved Cartoon’s’. De film begint in december 1986 te lopen en zou pas zestig weken later van de affiche verdwijnen.
Maar ook ‘Bagdad Café’ (1987, Percy Adlon) en later ‘The adventures of Priscilla, queen of the desert’ (1994, Stephan Elliott) en ‘Il Postino’ (1994, Michael Radford) blijven onlosmakelijk verbonden met de geschiedenis van de Cartoon’s.
De vertoning van het controversiële ‘Salo’ (1975, Pier Paolo Pasolini) in januari 1988 zorgt ervoor dat er tegen Kloeck klacht wordt neergelegd wegens openbare zedenschennis.’Er mag al eens  gelachen worden’, zou Kloeck later zeggen wanneer de onderzoeksrechter de zaak klasseert.

Brochure ’10 jaar Cartoon’s’ (september 1988)

 

Kloeck verlegt zijn grenzen
Begin jaren ’90 is de Antwerpse bioscoopsituatie niet bepaald rooskleurig te noemen. In de stationsbuurt sluit Heylen een aantal van zijn zalen en het is afwachten hoe lang men de inplanting van een mega-bioscoop aan de stadsrand nog kan tegenhouden.
De videodistributiegroep Super Club, die in de zomer van 1986 de exploitatie van de Calypso-zalen in de Quellinstraat had overgenomen, komt in financiële problemen en zoekt een overnemer voor de triplex.
Eric Kloeck was in augustus 1991 door Super Club al gevraagd om de programmatie van de drie zalen te doen en op 1 april 1992 wordt hij ook de nieuwe uitbater. Een uitdaging van formaat. Kloeck hoopt de uitbating van de Calypso’s naar een hoger niveau te kunnen tillen, zowel wat het filmaanbod als wat het aantal bezoekers betreft.

Een jaar later (maart 1993) neemt Kloeck ook de drie bioscopen in het Century Center over van Heylen. De zalen hebben dan dringend een face-lift nodig qua look en programmatie: “Ze hebben een goede infrastructuur, maar zijn voor verbetering vatbaar. Ik wil vooral meer het accent op het cinemagebeuren leggen. De inkomhal wordt uitnodigender gemaakt en de kassa verhuist naar de gelijkvloerse verdieping, om het contact met het shopping center te bevorderen.”[5]

De aanpak loont en wanneer in september van dat jaar het Rex-concern over de kop gaat, is Kloeck alleenheerser in ‘Antwerpen Kinemastad’. Met zijn negen schermen bedient hij op dat moment zowel de filmconsument als de cinefiele meerwaardezoeker.

Aantrekken en afstoten
De opening  van Metropolis op 17 oktober 1993 zorgt voor een aardverschuiving in Antwerpen. ‘Jurassic Parc’ lokt meteen de massa naar de Luchtbal. Kloeck programmeert de Spielberg-film ook maar moet vaststellen dat enkel een ‘handjevol slecht ter been zijnde bejaarden en een kluitje verdwaalde toeristen’ (dixit Jan Verheyen) de weg naar de Calypso vinden.

Op 26 juni 1995 sluiten de Century-zalen definitief en even later verkoopt een moegestreden Kloeck het Calypso-complex aan Gaumont. De Franse groep is dan net begonnen aan de bouw van een nieuwe multiplex op de vroegere gronden van de Rex-cinema’s. Gaumont zou de Calypso’s blijven uitbaten tot mei 2000.

Kloeck plooit zich terug in de Kaasstraat waar de Cartoon’s strijdt om te overleven (‘Toen ik in de jaren’70 begon was ik zo oud als mijn publiek. Dat ben ik nog steeds’, zou Kloeck later meerdere malen verkondigen).

De jaren die volgen, zijn niet meteen de meest makkelijke.
Met het Limburgse Kladaradatsh! krijgt Cartoon’s in 1998 een nieuwe eigenaar die meer geïnteresseerd is in het horecagedeelte dan in het filmgebeuren.
Kloeck blijft de programmator, maar moet met lede ogen toezien dat de groep twee jaar later door wanbeheer op een faillissement afstevent.
Cartoon’s sluit noodgedwongen een zestal weken in de herfst van 2000 en opent opnieuw op 22 november met ondermeer ‘Lijmen/Het Been’ van Robbe De Hert.

De nieuwe eigenaar, filmdistributeur ABC, zet de samenwerking met Kloeck verder. ‘Ik voel me als iemand die net een auto-ongeval heeft gehad en voor het eerst weer achter het stuur kruipt’, verklaart Kloeck aan de pers. Hij droomt ervan om op jaarbasis 100.000 bezoekers te halen met de ‘nieuwe’ Cartoon’s.
Die cijfers zijn echter veel te ambitieus. 2001 sluit af met iets meer dan 71.000 verkochte tickets. Een jaar later zijn er dat nog 63.000. ABC stopt de samenwerking met Kloeck in het voorjaar van 2002 om hem drie jaar later toch weer aan te stellen als programmator.

In december 2007 volgt er bij ABC een ‘grondige herstructering’ en opnieuw wordt Kloeck aan de kant geschoven.
Maar ook ABC moet op 24 september 2013 de boeken neerleggen wanneer de Nederlandse financiers achter Cartoon’s niet langer bij machte zijn om de zalen van het nodige kapitaal te voorzien.

Een nieuwe start volgt op 28 februari 2014 onder de vleugels van de distributeurs Lumière en Wild Bunch. Kloeck kijkt toe vanop de zijlijn en mag af en toe nog een film uit het rijke Cartoon’s-verleden inleiden.

Cartoon’s op de voorpagina (Gazet Van Antwerpen – 26/09/2013)

 

Frustraties en ambities
De jaren zijn niet altijd even vriendelijk geweest voor Kloeck. Zorgen in zijn privéleven en problemen met de gezondheid beginnen hun sporen na te laten. Hij oogt vermoeid en kwetsbaar.

Toch blijft Kloeck gedreven. Na het laatste faillissement van de Cartoon’s haalt hij nog even het ATV-nieuws om zijn plannen voor een nieuw cinemacomplex uit te doeken te doen. Hij droomt van 7 tot 10 zalen met een aanbod van kwaliteitsvolle producties die appeleren aan een groot publiek. ’Zoals in de beginjaren van de Calypso’. Kloeck heeft naar eigen zeggen goede contacten met investeerders. Het vinden van een geschikte locatie is minder evident (even wordt gedacht aan de Zillion-site op het Zuid). Sceptici weten dan al dat de dromen van de oude rot niet realistisch zijn.

 

Kloeck laat een laatste keer van zich horen in 2016 wanneer hij samen met Robbe De Hert hun Antwerpse vertaling van de Suske en Wiske-strip ‘De Raap van Rubens’ aan de pers voorstelt.
Plannen om een scenario te schrijven naar de Claus-roman ‘Een zachte vernieling’ krijgen wel de goedkeuring van weduwe Claus maar worden niet verder geconcretiseerd.
Een roman geïnspireerd op de figuur van Georges Heylen lijkt hem nog het best te liggen al ‘kan ik niet iedereen bij naam noemen, te delicaat”.
De fascinatie voor Heylen is er altijd geweest bij Kloeck. Bewondering voor wat de cinematycoon in de jaren ’50 en ’60 presteerde, maar diepe afschuw voor de man die hij in de jaren ’70 professioneel echt leerde kennen (‘Despotische baron’, ‘Stellen dat Georges Heylen krapuul van het zuiverste kaliber is, lijkt nog braaf uitgedrukt’ [6]).

Wie de laatste jaren wel eens op de Vrijdagmarkt kwam, zag regelmatig dezelfde fragiele man een glas wijn drinken in één van de cafés op wandelafstand van zijn appartement.
Ogen die bleven fonkelen wanneer hij met enkele gelijkgestemden kon praten over films en cinema-exploitatie. Mijmerend en anekdotisch over het verleden, zich opwindend over alles wat verkeerd liep in ‘Antwerpen Kinemastad’ anno 21ste eeuw.

Kloeck stierf min of meer in dezelfde omstandigheden als zijn grote nemesis, Georges Heylen: uit de belangstelling verdwenen en sukkelend met zijn gezondheid.
Eric Kloeck heeft Antwerpen nooit kunnen loslaten (op een korte periode na aan het begin van deze eeuw toen hij programmator was van het Eurpees filmfestival in Brussel en de Flagey-bioscoop) en met zijn overlijden verliest deze stad dan ook een groot deel van zijn cinemageheugen en -geschiedenis.
Laten we dat niet vergeten telkens we ons nestelen in één van de Cartoon’s zetels.

Wie herinneringen heeft aan Eric Kloeck en/of Monty/Cartoon’s en deze graag wil delen met andere lezers van deze blog kan gebruik maken van de link ‘Plaats een reactie’ bovenaan dit artikel.
Verder is er ook het mailadres antwerpen.kinemastad@hotmail.be . Dit kan je gebruiken voor al je verhalen en vragen met betrekking tot de Antwerpse cinemageschiedenis.

 

[1] Andere Sinema nr. 40, juni 1982, pagina 31 (‘De smaak van wansmaak’, artikel van Eric Kloeck en Marc Holthof)

[2] De Vlaamse titels voor ‘From Here to Eternity’, ‘High Noon’ en ‘Vertigo’.

[3] ‘Herinneringen – Uitgevers komen in de hemel’ – Walter A.P. Soethoudt (Meulenhoff/Manteau, 2008)

[4] ‘Film en Televisie’, nr. 256, september 1978, p. 27.

[5] Het Nieuwsblad – Antwerpen, 18 maart 1993, p. 15, ‘Nieuwe films in ‘nieuwe zalen’, MER.

[6] Eric Kloeck in het Nederlandse vaktijdschrijft ‘Film’, september 1993, p. 29.

Binnenkort in Ciné National

Nieuw leven voor vergeten Seefhoek-zaal

Belgische filmaffiche van ‘The Mask of Fu Manchu’ – vertoond in de National in de week van 26 augustus 1966 (eigen collectie)

 

Wie nu door de Seefhoek kuiert, kan zich moeilijk voorstellen dat dit een wijk is met een rijk cinemaverleden.
In de dichtbevolkte ‘vijfde wijk’ krioelde het in de jaren ’50 van bioscoopzalen. Namen als de Prins Albert (later ook ‘RAF’ genoemd), de Cinema Americain (beiden in de Diepestraat) en Ciné Dixi (Handelsstraat) zullen nu enkel nog een belletje doen rinkelen bij de oudere bewoners. Nog voor de echte crisis in de bioscoopsector toesloeg, rolden in deze zalen de laatste meters pellicule al door de projectoren.
De Festa in de Offerandestraat was de laatste overlevende van het eens zo bruisende filmgebeuren in de Seefhoek. Begin 1987 doofde cinematycoon Georges Heylen de lichten van deze prachtige bioscoop voorgoed. In de plaats kwam een supermarkt (het trieste lot van vele ‘droompaleizen’). Klanten van Albert Heijn kunnen tijdens het winkelen de oorspronkelijke architectuur van de zaal nog bewonderen.
Net om de hoek van de Festa/Albert Heijn bevindt zich nog zo’n vergeten cinemaparel: de National.
Filmliefhebbers met heimwee naar de zalen van weleer zullen vast al gehoord hebben dat Ciné National in de Lange Beeldekensstraat (huisnummer 152) binnenkort aan een tweede leven begint. En dat precies honderd jaar na de opening. Het lijkt een sprookje, maar dankzij Stefan De Virgilio mogen cinefielen en buurtbewoners zich weldra weer nestelen in het pluche van deze wijkcinema.

‘Een nieuw paleis der Kinematografie’

In de ‘Antwerpsche Courant’ (krant opgericht door flaminganten tijdens WO I) van 16 april 1918 steekt een anonieme redacteur de loftrompet over de bouwwerken aan een ‘nieuwe kinemaschouwburg’, cinema National.
De titel van het artikel laat alvast niets aan de verbeelding over: ‘Een nieuw paleis der Kinematografie’. De journalist laat weten dat de zaal van bij het binnenkomen een overweldigende indruk nalaat (‘Een brede, monumentale trap leidt naar het amfitheater en de gaanderij’). Er is plaats voor ruim duizend kijkers in een zaal die is opgevat in gemoderniseerde Louis XIV-stijl. De wandversieringen ‘hoewel sober, zijn vlijtig en weelderig’. Verder ligt er een rijke parketvloer en regelt een modern stelsel van centrale verwarming de temperatuur. De zaal kan daglicht krijgen ‘langs een breed zolderingsraam in veelkleurig kunstglas’. Bedoeling is om ‘kinemavertoningen te geven, afgewisseld door zang-en andere nummers’. De redacteur eindigt met wervende woorden: ‘Een bezoek aan de National zal de lezer nog beter overtuigen dat, ook in de volksrijke straten, gebouwen oprijzen die Antwerpen, als grote stad, volkomen waardig zijn’.

De officiële opening van de National volgt enkele weken later, op vrijdag 3 mei 1918.
In het weekblad ‘Het Tooneel’ van 11 mei lezen we op pagina 2 nog meer lofzangen.
We nemen de tekst integraal over (inclusief de spelling van toen): ‘Alles is op den grootste voet ingericht, op kosten is er waarlijk niet gezien. De sierlijke bouwtrant, met smaakvolle versiersels, de rijke stoffeering, de kostbare marmeren trappen en vloeren, de geslepen spiegels, de gekleurde vensterglazen, enz., enz., maken er een juweeltje van dat met menige zaal onzer stad geene vergelijking kan onderstaan’. Het programma van de tweede week wordt als van de ‘bovenste plank’ omschreven: ‘De blonde Jodin’, een treurspel in vier delen met Hedda Vernon, en ook ‘De oom van Amerika’. Als attractienummer zullen de ‘komieke springers Barios en Pipo’ optreden.

Geldschieter van al deze pracht en praal is een apotheker, Florimond Holemans, die het dagelijks bestuur van de zaal overlaat aan zijn schoonbroer, Louis Bogaerts.
Frank Heirman (auteur van ‘Paleis om de Hoek’) weet dat de zaal werd getekend door Adolphe Van Coppernolle en dat er beneden 650 plaatsen waren en boven 250.

In haar masterproef architectuur met als titel ‘De bezette bioscoop in de Kinemastad’ verzamelde studente Ruth Van der Meulen nog volgende gegevens over de National:
‘De toegang tot de bioscoop bevond zich links in de gevel. Deze toegang bestond uit twee delen: een entree met kassa aan de linkerzijde en een doorgang met trap naar de verdieping aan de rechterzijde. De zaal was haaks op de inkompartij aan de Lange Beeldekensstraat ingepland. Aan de zaal lag een café met uitgang aan de Klappeistraat. De omlopende galerij van de filmvertoningszaal was tevens bereikbaar via een trap in dit café’.

Al vrij snel na de opening wordt de National overgenomen door de drie broers Gijles. Volgens Heirman hadden ze goed geld verdiend als grossisten in vlees om dan na WO I in de bioscoopbranche te stappen. Zo waren ze ook eigenaar van de eerder genoemde Ciné Americain en de Poccardi in de Schippersstraat (de latere Ritz, nu Café d’Anvers).

Belgische filmaffiche van ‘Wake of the Red Witch’ – vertoond in de National in de week van 10 februari 1950 (eigen collectie)

 

De gouden jaren

Wat er met de National gebeurde in de Tweede Wereldoorlog hebben we niet kunnen achterhalen. Feit is wel dat de zaal in de jaren na de oorlog gouden zaken deed.
Cinema’s floreerden als nooit tevoren en de Amerikaanse en Engelse succesfilms die meer dan vijf jaar onzichtbaar waren gebleven, overspoelden onze schermen.
Wijkzalen moesten altijd wachten op de grote succesfilms tot die hun carrière in de zogenaamde exclusiviteitszalen van het centrum hadden beëindigd.
Dat was in de hoogdagen van het bioscoopbezoek hoegenaamd geen probleem voor de talrijke wijkcinema’s. Begin jaren ’50 namen de ‘ruim 260.000 Antwerpenaren uit het centrum en de volkswijken wekelijks bijna 239.000 bioscooptckets voor hun rekening’[1].
Wie in die volkswijken woonde, keek vooral films in de zalen dicht bij huis. Enkel bij speciale gelegenheden of voor een bijzondere film kleedde men zich op om naar één van de centrumzalen te gaan.
De National maakte er in de jaren ’40 en ’50 een erezaak van om met affiches in café’s en buurtwinkels volop reclame te maken voor de vertoonde films. Veel van deze affiches worden nu gekoesterd door verzamelaars. Zo mag Jacques Vermeire terecht trots zijn op het exemplaar van ‘Casablanca’ dat in zijn bezit is (‘Casablanca’ werd in de National vertoond in de week van 8 maart 1946).

Uit de ‘Man met de pet – In de wereld van Jacques Vermeire’ (2015, Borgerhoff & Lamberigts, p. 186 – 187)

 

Veroveringstocht van Georges Heylen

Nadat Georges Heylen in het Statiekwartier de basis had gelegd van zijn cinemarijk (na de Rex volgden de Astrid, de Odeon en de Vendôme) richtte hij in de jaren ’50 zijn vizier op de cinema’s uit de Seefhoek en Borgerhout. Zijn redenering was simpel, maar geniaal: door films voor een lange tijd te huren, bedong hij gunstige financiële voorwaarden bij de distributeurs. Fims begonnen hun carrière in een grote centrumzaal, werden daarna doorgespeeld in een kleinere zaal om tenslotte naar de wijkcinema’s te verhuizen. Het was een techniek die het Rex-concern door zijn vele zalen maximaal kon toepassen.
In de Seefhoek voegde Heylen in de jaren ’50 de zalen Dixi, Festa en National toe aan zijn patrimonium. Met goedkopere tickets en zogenaamde ‘double bills’ (een hoofdfilm en een iets oudere bijfilm voor de prijs van één ticket) bleven de wijkzalen lange tijd een aantrekkelijk alternatief voor de meer elitaire centrumzalen.

Belgische filmaffiche van ‘The Skull’ – vertoond in de National in de week van 21 oktober 1966 (eigen collectie)

 

Trouwe lezer Jef Davidse herinnert zich de National nog goed: ‘De eerste film die ik er zag, moet ‘The Fall of the Roman Empire’ zijn geweest (week 5 maart 1965, red.). In dezelfde periode zag ik er ook ‘The Flying Leathernecks’ met John Wayne en ‘Genghis Khan’ met Stephen Boyd. Toen was de National nog een echte buurtcinema. Ik kwam er liever dan in de Festa. Waarschijnlijk had dat met de grootte van de zaal te maken. De National leek een echtere cinema dan de Festa. Spijtig genoeg maakte net die omvang de zaal minder aangenaam in haar nadagen toen er nog amper toeschouwers waren. Ik meen me te herinneren dat het er soms bar koud was. Mogelijk zette men de verwarming niet aan voor vier, vijf mensen. De vertoning van ‘The Beguiled’ met Clint Eastwood (week 22 oktober 1971, red.) zal me altijd bijblijven omdat mijn lief en ik op een woensdagnamiddag helemaal alleen in de zaal zaten. Opvallend was ook dat je buiten aan de kassa de klankband van de film kon horen. Dat was toen bij meerdere zalen zo, maar nergens zo luid als aan de National’.

Jaren ’70 – Heylen sluit zijn wijkzalen

Eind jaren ’60 – begin jaren’70 had Heylen geen concurrenten meer in het centrum. Dit quasimonopolie leidde in die periode uiteindelijk tot een conflict met de grote Amerikaanse distributeurs (zie o.m. https://cinantwerp.wordpress.com/2014/10/22/excelsior-films-van-st-pauli-naar-de-verboden-stad/ ).
Door de ‘drooglegging’ vanwege deze majors richtte Heylen een eigen firma op, Excelsior – Filimpex, voor het aankopen en verdelen van films.
Het was dan ook niet verwonderlijk dat de wijkzalen van het Rex-concern volop de (toen nog minderwaardige) Excelsior-films begonnen te programmeren.
Zo werd de National in de vroege jaren ’70 het perfecte vehikel om de derderangsfilms uit de catalogus van de nieuwe distributeur te vertonen. Tegelijkertijd zorgde dit ervoor dat buurtbewoners of filmliefhebbers steeds moeilijker de weg naar de eens zo luisterrijke National vonden.
Wie de programmatie van de laatste vijf weken van de zaal bekijkt, kan hen moeilijk ongelijk geven. Het was een bont allegaartje van overjaarse peplums en spaghetti- of paëllawesterns mét Excelsior-label. Over de bijfilms vonden we zelfs in het maandblad ‘Film en Televisie’ (dat toen werkelijk alle films repertorieerde) niet altijd informatie, zo obscuur waren ze.

hoofdfilm bijfilm
week 26/01/1973 The Invincible Gladiators (Italë, 1964, regie Robeto Mauri) Escape from Red Rock (USA, 1957, regie Edgard Bernds)
week 02/02/1973 Matalo (Italië, 1970, regie Cesare Canevari) De azen van de RAF (?)
week 09/02/1973 Challenge of the Gladiators (Italië, 1965, regie Domenico Paolella) Battles of Chief Pontiac (USA, 1952, regie Felix E. Feist)
week 16/02/1973 Ride for a Massacre (Italië, 1967, regie Gianni Puccini) De schorpioen – Hold up girl (?)
Week 23/02/1973 Mestizo (Spanje, 1966, regie Julio Buchs) De afgod der wildernis (?)

Op donderdag 1 maart 1973 publiceert Gazet Van Antwerpen voor het laatst een mini-advertentie van de National. We gaan er dan ook van uit dat er met ‘Django vergeeft niet’ (orginele titel ‘Mestizo’) een voorlopig einde kwam aan bijna 55 jaar cinema in de Lange Beeldekensstraat.

Gazet Van Antwerpen – donderdag 1 maart – pagina 8: advertentie Ciné National links onderaan

 

De jaren 70 waren trouwens ongemeen hard voor de weinige wijkzalen die de sixties hadden overleefd. Concurreren tegen kleurentelevisie en kabeldistributie was onbegonnen werk voor de meeste randstadzalen van het Rex-concern.

Na de sluiting van de National volgden nog:

zaal straat sluiting
Forum Brederodestraat 7 maart 1974
Tosca Bredabaan – Merksem 9 oktober 1975
Victory Bothastraat – Borgerhout 6 mei 1976
Century Drink – Borgerhout 2 juli 1976
Monty Montignystraat 14 juli 1976

De Heylen-zalen Festa, Roma en Berchem Palace overleefden het decennium wel.
Ciné Monty ‘alternatieve stijl’ heropende op 15 oktober 1976, een initiatief van Michel Apers, Michel Vandeghinste en Jan Jespers.

De National blijft de jaren na de sluiting min-of-meer zijn oorspronkelijke vorm behouden.
Met een vals plafond wordt wel een scheiding gemaakt tussen parterre en balkon. Handelaars komen en gaan (schoenen, kledij, meubels …), maar het is moeilijk overleven in een kansarme buurt.

Programma van Ciné National van 1 oktober 1965 (collectie Willy Magiels)

 

De herontdekking van de National

Stefan De Virgilio, medewerker van het sympathieke filmhuis Klappei, staat in de winter van 2016 voor een vervelende karwei. Een dakgoot boven de binnenkoer van de Klappei is aan herstelling toe. Wanneer hij op de ladder staat, kijkt hij nieuwsgierig even door het raam van het aanpalende gebouw. Wat hij ziet is een projectiekamer, met daarachter zicht op rode gordijnen.
Oudere buurtbewoners weten Stefan één en ander te vertellen over Ciné National. Hun verhalen doen hem dromen van nieuwe kansen voor een vergeten bioscoop.
Wanneer de eigenaar van de zaal zich bereid toont om met zijn meubelzaak te verhuizen naar de nabijgelegen Handelsstraat komt alles in een stroomversnelling.
Op 19 juni tekent De Virgilio een huurcontract van 27 jaar. Bedoeling is om in de zomer het valse plafond af te breken om dan op Open Monumentendag (10 september) de National te tonen aan het grote publiek.
De Virgilio maakt zich sterk dat de zaal nog in betrekkelijk goede staat is, maar beseft anderzijds dat hem en zijn team van vrijwilligers nog heel wat werk te wachten staat.
We hopen samen met hem dat het lukt om in september 2018 (iets meer dan 100 jaar na de opening) weer film te vertonen in de National. De buurt, de stad en alle cinemaliefhebbers zullen Stefan meer dan dankbaar zijn.

Wie herinnert zich nog iets van de National? Wie heeft nog foto’s, affiches of programmablaadjes van de zaal? Alle info is welkom via antwerpen.kinemastad@hotmail.be
Bruikbaar materiaal publiceren we graag (én met bronvermelding) op de site.
Reageren kan ook via ‘Plaats een reactie’ bovenaan dit artikel.
____________

[1] Kathleen Lotze en Philippe Meers, ‘Citizen Heylen’, in ‘Tijdschrift voor mediageschiedenis’, jg.13, nr. 2, 2010, p. 80-81

‘The Big Red One’: non-conformist Sam Fuller hield van Antwerpen

Het zou een aartsmoeilijke vraag uit ‘De slimste mens ter wereld’ kunnen zijn: wie was of wat weet je over Samuel (Sam) Fuller? De kans dat de kandidaten hierop weten te antwoorden lijkt redelijk klein.
Zelfs bij de modale filmliefhebber doet de naam Fuller nog amper een belletje rinkelen. Wie wil kennismaken met zijn oeuvre moet hopen op een vertoning in een filmmuseum of op zoek gaan naar (moeilijk te vinden) dvd’s. Films als ‘Pickup on South Street’, ‘Merrill’s Marauders’ en ‘Shock Corridor’ leven slechts voort in de herinnering van ware ‘film buffs’.

Wie geen moeite zou hebben met de ‘Slimste mens’-vraag is Antwerpenaar Willy Magiels. Magiels is sinds zijn jeugd bezeten van films en wist die bezetenheid later ook om te zetten in een professionele carrière in het filmmilieu.

Naar aanleiding van de éénmalige vertoning van Fullers oorlogsfilm ‘The Big Red One’ (1980) in Cinema Zuid op vrijdag 4 september hadden we een ontmoeting met de voormalige perschef van het Rex-concern en Excelsior Films.

Belgische filmaffiche voor 'The Big Red One'

Belgische filmaffiche voor ‘The Big Red One’

 

Fascinatie voor het oeuvre van een Hollywood-maverick

Magiels zag voor het eerst een Fuller-film toen hij een jaar of 12 was. In ‘Run of the Arrow’ (1957) redt een man een kind uit het moeras om er dan zelf in te verdrinken. Een scène die op de jonge filmfan een onvergetelijke indruk maakte. Maar het was pas na het zien van ‘Shock Corridor’ (1963) dat Magiels zich meer en meer ging verdiepen in leven en werk van Fuller. Ondertussen heeft hij al zijn films op video of dvd (met uitzondering van ‘Les Voleurs de la Nuit’ uit 1984, nooit uitgebracht in België), terwijl zijn bibliotheekkast uitpuilt met tientallen boeken van en over Sam Fuller.
Vanwaar zijn fascinatie voor de films van Fuller? ‘Vanwege het realisme en het feit dat er geen helden zijn in de films van Fuller. Hij verheerlijkt niet. Het zijn gewone mensen die in abnormale omstandigheden verzeild geraken. Fuller wou ook geen compromissen sluiten. Reeds in de jaren ’50 kreeg hij de kans om ‘The Big Red One’ te maken op voorwaarde dat John Wayne de hoofdrol zou spelen, maar Fuller weigerde. Hij wou geen ‘held’ als hoofdpersonage’.

Fuller realiseert zijn droomproject

Eind jaren ‘70 is de carrière van Fuller zo goed als afgelopen. Hij geniet van de waardering die zijn films krijgen in Europa. In Frankrijk wordt de ‘cinéaste maudit’ op gelijke voet met een John Ford geplaatst. Voor de Duitse ARD regisseert hij een aflevering van ‘Tatort’ en Wim Wenders geeft hem een rolletje in ‘Der amerikanische Freund’ (1977). Niets lijkt erop te wijzen dat Hollywood nog wil investeren in een regisseur die bijna 70 jaar is. Zeker niet in een duur project over de belevenissen van Fuller als lid van de Amerikaanse stoottroepen bij de herovering van het Europese vasteland op de Nazi’s.

Gene Corman (broer van Roger) en Lorimar (vooral bekend van het produceren van tv-series als ‘The Waltons’ en ‘Dallas’) geloven wel in het potentieel van het project en leggen het nodige geld op tafel.
Lee Marvin (een atypische held) krijgt de hoofdrol van de sergeant die de ‘Big Red One’-divisie leidt van de landingen in Noord-Afrika, Sicilië en Normandië tot in België en Tsjecho-Slowakije. Jongeren als Mark Hamill (jawel Luke Skywalker), Robert Carradine, Kelly Ward en Bobby Di Ciico vervolledigen de cast. De opnames vinden plaats in Jeruzalem en Ierland (als stand-in voor België).

Fuller stelt de afgewerkte film in wereldpremière voor op het festival van Cannes in mei 1980. ‘The Big Red One’ is er door de festivaldirectie opgenomen in de officiële competitie. Fuller moet het opnemen tegen andere oude knarren als Akira Kurosowa (‘Kagemusha’), Alain Resnais (‘Mon Oncle d’Amerique’) en Federico Fellini (‘Città delle Donne’). Er is heel wat internationale belangstelling voor de film, maar een prijs winnen op het festival zit er niet in.

De Belgische filmdistributeur Excelsior – Filimpex (de distributietak van het Antwerpse Rex-concern van Georges Heylen) weet zich op dat moment al verzekerd van de distributierechten in ons land. Jean Zeguers (secretaris-generaal van het Rex-concern) herinnert zich hoe de deal in elkaar zat: ‘Onze banden met Lorimar bestonden al enkele jaren en dit dankzij het feit dat wij de verkoopdirecteur van Lorimar al lang kenden. Dat was Bobby Meyers die in de jaren ’60-‘70 directeur was van Columbia Films hier in België. Eerder hadden wij ook al de films ‘The Choirboys’ (1977, Robert Aldrich) en ‘Who is killing the great chefs of Europe’ (1978, Ted Kotcheff) bij hem aangekocht.’

Ook aanwezig op het festival van Cannes is Willy Magiels. Op dat moment werkt hij nog als freelancer voor Heylen (enkele maanden later zou hij vast in dienst treden als perschef, een job die hij blijft uitoefenen tot het faillissement van de Heylen-groep in september 1993). Magiels komt op de Croisette in contact met producer Gene Corman en via zijn bemiddeling even later ook met Sam Fuller. Wat eerst een korte ontmoeting zou worden, draait uit op een gesprek van een halve dag. Fuller vertelt honderduit over zijn jongste film, zijn ervaringen in Hollywood en hoe moeilijk het is voor hem om te werken in het studiosysteem. Hij is opgelucht dat zijn droomproject uiteindelijk gerealiseerd is, maar hier en daar laat hij toch al doorschemeren dat het niet helemaal de film is geworden die hij voor ogen had. Fuller spreekt van een film die meer dan dubbel zo lang duurt dan de versie voorgesteld te Cannes (113 minuten). Lorimar ziet echter weinig kansen voor zo’n lange film en snoeit hard in de versie van Fuller.

Weekblad Cinema

Publiciteit voor ‘The Big Red One’ op de covers van de vakbladen ‘Weekblad Cinema’ (30/04/’80) en ‘Ciné Presse’ (juli/augustus 1980)

 

Fuller in Antwerpen: Bloody Mary’s en Havana-sigaren

Magiels weet Sam Fuller te overtuigen om eind juni 1980 naar België te komen om ‘The Big Red One’ te promoten bij pers en publiek. Op vier dagen tijd praat Fuller met een dertigtal journalisten. Tijdens premières in Antwerpen, Brussel, Gent en Brugge wordt hij op scène aan de kijkers voorgesteld. Magiels heeft alleen maar mooie herinneringen aan het bezoek. ‘Fuller woonde toen in Frankrijk en kwam met alle plezier naar België. Hij vroeg er geen cent voor. Bedoeling was vooral om zijn film aan zo veel mogelijk mensen kenbaar te maken. Eens Fuller begon te praten, was er geen stoppen aan.’

Of hij toch geen speciale eisen had? ‘Geen water op de persconferentie, enkel Bloody Mary’. En als afscheid kreeg hij een kistje Havana-sigaren mee. Sigaren die hij niet mocht invoeren in Amerika (wegens de boycot van Cubaanse producten). ‘Als ze me ooit tegenhouden aan de douane met het kistje rook ik ze één voor één op in het bijzijn van de douaniers’, zei hij aan Magiels.

Samuel Fuller tussen Jean Zeguers (links) en Willy Magiels (rechts)

Samuel Fuller tussen Jean Zeguers (links) en Willy Magiels (rechts)

 

‘The Big Red One’ krijgt zijn Belgische première op 4 juli in Antwerpen. Dat dit in Ciné Rubens gebeurt, is niet echt een verrassing. De zaal heeft op dat moment al een reputatie als het om oorlogsfilms gaat. Titels als ‘The Longest Day’, ‘Midway’, ‘Cross of Iron’ en ‘A Bridge too Far’ werden allen voorgesteld op het ‘grootste scherm van België’. Opmerkelijk was wel dat de film tegelijkertijd in première ging in de Berchem Palace (Grote Steenweg). Deze zaal, ook uitgebaat door het Rex-concern, had het toen al een tijdje moeilijk. Heylen probeerde met het programmeren van premièrefilms van het eigen Excelsior-label de cinema nog op te waarderen. Zonder al te veel resultaat. De Palace sluit op 30 juni 1983, tien jaar voor het faillissement van het Rex-concern.

AUB

AUB nummer 775 (04/07/1980)

 

In Brussel gaat de film een week na Antwerpen in première in drie zalen (ondermeer in de grote Eldorado-zaal, nu UGC de Brouckère). Met succes, want in de Brusselse box office staat ‘The Big Red One’ na de premièreweek op een tweede plaats (weliswaar ver na ‘Les Sous-Doués’ van Claude Zidi, ook een Excelsior-film en toen de grote zomerhit in Frankrijk en België). Volgens het vakblad ‘Ciné Presse’ bedroeg de Brusselse recette in die eerste week 176.000 Belgische frank (ongeveer 4.360 euro).

Magiels zal Sam Fuller daarna nog twee keer ontmoeten. Een eerste keer op de Antwerpse Boekenbeurs in 1981. Fuller stelt er zijn roman ‘Het Geweer’ voor. Vreemd genoeg is de Nederlandstalige versie ook meteen de eerste gedrukte versie van het boek. Volgens Fuller was er in Amerika weinig interesse voor gezien het gevoelige thema (een Vietnamese jongen helpt een Amerikaanse patrouille bij het bevrijden van een piloot uit de handen van de Vietcong). Uitgever Walter Soethoudt (net als Fuller een maverick, maar dan in de uitgeverswereld) kent Fuller al jaren en geeft het boek een kans.

Een laatste ontmoeting volgt in 1985 wanneer het Antwerps filmfestival ‘Les Voleurs de la Nuit’ programmeert. Fuller brengt de ganse dag door in Antwerpen voor persbabbels. Veel zoden aan de dijk brengt het niet. De film krijgt nooit een Belgische release en flopt ook elders grandioos.

Belgische publiciteitsfolder voor bioscoopuitbaters

Belgische publiciteitsfolder voor bioscoopuitbaters

 

‘The Big Red One’ in Cinema Zuid

De versie van ‘The Big Red One’ die op 4 september door Cinema Zuid wordt vertoond, is ‘the reconstruction’-versie uit 2005. Fuller heeft die release zelf niet meer mogen meemaken (hij stierf in 1997). Het was Richard Schickel, filmhistoricus en voormalig recensent van Time-magazine, die in 2002 in de archieven van Warner Bros verschillende dozen met negatieven van ‘The Big Red One’ terugvond. De prent was bij Warner terechtgekomen na het faillissement van Lorimar. Schickel slaagde erin om met die negatieven en het originele script van Fuller een versie af te leveren die min of meer in de buurt kwam van de film die Fuller oorspronkelijk in gedachten had. Ivo De Kock verwoordt het in het maandblad ‘Film en Televisie’ (nu ‘Filmmagie’) van september 2005 als volgt: ‘Met 156 minuten blijven we ver van Fullers versie maar wordt het wel duidelijker waarom de cineast dit epos zag als zijn meesterwerk én als de som van al zijn oorlogsfilms’.
Ook Willy Magiels vindt deze versie merkelijk beter dan het origineel. ‘Alles wordt veel dieper uitgewerkt, personages worden veel duidelijker geschetst, bepaalde scènes krijgen meer tijd …’.

De vertoning in Cinema Zuid is dan ook een unieke gelegenheid om ‘The Big Red One’ nog eens in de meest ideale omstandigheden te zien. Niet te missen!

Dank aan Willy Magiels voor de warme ontvangst bij hem thuis en dank ook aan Jean Zeguers voor het ter beschikking stellen van de bijgevoegde foto.

 

‘Can’t Stop the Music’: hoe een miskleun omtoveren tot een hit

Rex-concern maakt van bezoek Village People een evenement.

3 september 1993. Het is een datum die gegrift staat in het geheugen van elke Antwerpse cinemaliefhebber. Die dag kwam er een einde aan het bioscoopimperium van Georges Heylen. Met het faillissement van het Rex-concern verdwenen zo goed als alle cinema’s uit het Antwerpse statiekwartier.

Dertien jaar eerder (1980) was er van die tristesse nog niets te merken. Integendeel, de Rex-bioscopen en de hiermee nauw gelieerde filmdistributiemaatschappij ‘Excelsior Filimpex’ beleefden topdagen.
Illustratief is de hype die werd gecreëerd rond de film ‘Can’t Stop the Music’. Precies 35 jaar geleden was de disco-groep Village People te gast in Antwerpen om de film te promoten.
Een ‘throwback’ naar drie memorabele dagen.

Belgische filmaffiche van 'Can't Stop the Music'

Belgische filmaffiche van ‘Can’t Stop the Music’

 

Januari 1980 – Midem (Cannes) – eerste visie van de film

Jean Zeguers, secretaris-generaal van het Rex-concern en rechterhand van Georges Heylen, trekt op uitnodiging van EMI naar de jaarlijkse MIDEM-beurs in Cannes.
Excelsior Films heeft een exclusieve deal met EMI om hun films in België te distribueren. Niet zonder succes. Producties als ‘Death on the Nile’ en ‘The Deer Hunter’ deden eerder de kassa’s rinkelen.

Zeguers is samen met andere Europese distributeurs in Cannes voor een ‘special screening’ van ‘Can’t Stop the Music’, een film die min-of-meer de ontstaansgeschiedenis van de disco-groep Village People vertelt.
EMI spaart kosten noch moeite om de prent te promoten. Dat is ook nodig. Toen het idee voor de film rijpte had Village People nummer 1-hits met ‘YMCA’ en ‘In the Navy’ en was de discorage op haar hoogtepunt.
Begin jaren ’80 is het zestal echter al maanden op zoek naar een nieuw succes en is disco op sterven na dood.
Producent Alan Carr (die eerder al een blockbuster scoorde met ‘Grease’), debuterend regisseur Nancy Walker en de voltallige Village People zijn naar de mondaine badplaats afgezakt.
Zeguers herinnert zich de ‘formidabele ontvangst’ en de gezellige babbels met alle betrokkenen.

Vol verwachting neemt hij dan ook plaats in de zaal. Niet veel later zinkt de moed hem in zijn schoenen. ‘Puur slecht’ is zijn eerste reactie. De film weigeren is niet direct een optie, het zou de relatie met EMI enkel vertroebelen.
Zeguers beseft dat enkel iets ‘totaal speciaal’ de commerciële carrière van ‘Can’t Stop the Music’ in België kan redden.
EMI is bereid om de Village People eind augustus/begin september naar Europa te sturen voor een uitgebreide promotietour. Voor Zeguers het sein om te starten met de voorbereiding van de ontvangst in België.

Lente 1980 – Over puzzelstukjes die mooi in elkaar passen

Zeguers is in 1980 al gepokt en gemazeld in het Antwerpse zakenleven. Nederlander van nationaliteit, maar geboren in het Belgische Wezet (dicht bij Maastricht), treedt hij in 1966 in dienst bij het Rex-concern. Hij is onder de indruk van het showelement waarmee Georges Heylen zijn business runt.
Door de jaren heen bouwt Zeguers een indrukwekkend relatienetwerk uit. Hij weet als geen ander het systeem van de ‘gesloten beurzen’ meesterlijk te benutten. Firma’s als Audi, Party & Dinner Service, Sabena en vuurmerkmaker Hendrickx verrichten hand- en spandiensten in ruil voor reclame in de bioscoopzalen en de ‘AUB’s’, het programmablad van de Rex-zalen.

Guido Van Liefferinge, hoofdredacteur van ‘Joepie’, is de eerste die meestapt in het Village People-scenario dat Zeguers voor ogen heeft. ‘Can’t Stop the Music’ zal drie keer volop aandacht krijgen in het jongerenblad in ruil voor gratis tickets voor de lezers.
Huis-aan-huisblad ‘E3 – Groot Antwerpen’ (de latere ‘Streekkrant’) zal in de zes weken voor de première het bezoek van Village People langs alle kanten belichten. De lezers kunnen via het uitknippen van een bon plaatsen winnen voor de feestelijke avondpremière.
De groep GB-Inno-BM stelt haar restaurants in Antwerpen en Brussel ter beschikking voor signeersessies. Hamburgerketen ‘GB-Quick’ zal de film meepromoten (een gratis milkshake in ruil voor twee filmtickets van ‘Can’t Stop the Music’).
Met British Leyland en het Crest Hotel (het huidige Antwerp Crowne Plaza) worden logistieke afspraken gemaakt.
De Antwerpse Strangers, die eerder al succes hadden met enkele Village People-covers, willen met alle plezier de Antwerpse premières opvrolijken.

Village People op de cover van 'Joepie' - nr. 336 - 24/08/1980

Felipe Rose – de Indiaan – van Village People op de cover van ‘Joepie’ – nr. 336 – 24/08/1980

 

In het juli-augustus-nummer van ‘Cinema Magazine’ verschijnt zowaar een uitermate lovende bespreking van de film. Recensent R.d.D. heeft het over een film die ‘barst van enthousiasme’ en ‘de energie en levensvreugde stromen bij beken van het scherm’. En hij besluit met ‘Deze film is het beste en het knapste amusement dat we gezien hebben sinds … ja, sinds wat eigenlijk?’ (‘Neen, hiervoor hebben wij niet betaald’, zegt Zeguers wanneer ik hem dit suggereer).

Alle puzzelstukjes vallen mooi in elkaar. De medewerkers van het Rex-concern/Excelsior Filimpex kijken vol vertrouwen uit naar dinsdag 2 september, de dag dat het bonte gezelschap zal landen in Deurne.

Cover 'Cinema Magazine' - nummer 36 - juli/augustus 1980

Cover ‘Cinema Magazine’ – nummer 36 – juli/augustus 1980

 

Begin september 1980 – Village People verovert Antwerpen

Bij de start van het nieuwe schooljaar is Zeguers in zijn nopjes. De weersvoorspellingen voor de dagen die komen zijn gunstig, de gratis tickets voor de verschillende avant-premières waren in een mum van tijd de deur uit en met de politie werd veiligheidshalve afgesproken om de De Keyserlei verkeersvrij te houden op 3 september.

Dat de Village People op dinsdagavond 2 september met een kleine vertraging in Deurne arriveren, kan de pret niet drukken. Dansschool Hendrickx verwelkomt het zestal op de tonen van de titelsong van de film. De sfeer is relax en de temperatuur zwoel. Na een kort persmoment begeleidt Zeguers de ganse bende met een goed gevoel naar het Crest Hotel.

Op woensdagmiddag is het verzamelen geblazen in het restaurant van de GB aan de Groenplaats. Zeguers heeft telefonisch contact met een Rex-medewerker die de laatste voorbereidingen coördineert op de De Keyserlei. Hij wil weten of er al wat beweging is in de buurt.  ‘Ik weet niet wat er gebeurt, maar hier komt heel veel volk op af, ge gaat er niet door geraken’, hoort Zeguers aan de andere kant van de lijn.
En inderdaad: wanneer de jeeps van British Leyland de parking uitrijden, botsen ze al meteen op een mensenzee. Zeguers schat dat er zo’n twintig- tot dertigduizend enthousiastelingen op de been zijn om de Village People te volgen langs hun traject over de Meir en de De Keyserlei: ‘Lang geleden dat de Village People nog zoveel volk hadden gezien. Ze hadden de tijd van hun leven’.
Onder begeleiding van de Koninklijke Harmonie ‘Labore et Constantia’ gaat het met een slakkengang tot aan het kleine podium voor cinema Rex.
De prachtige calicot voor ‘Can’t Stop the Music’ schittert in de zon. Aan de overkant draait in cinema Sinjoor ‘Roller Boogie’ met Linda Blair. ‘Liefde en plezier op wieltjes’ schreeuwt de reclameslogan. Bovendien ‘met de grootste disco-hits!’. Ja, de jaren ’80 waren echt wel mooi gestart.

Cover 'Weekblad Cinema' van 30/09/1980

Cover ‘Weekblad Cinema’ van 30/09/1980

Middenpagina's 'Weekblad Cinema' van 30/09/1980

Middenpagina’s ‘Weekblad Cinema’ van 30/09/1980

 

Zeguers herinnert zich de grote euforie van het moment. Bij de eerste vertoning om 16.00 uur voor een Joepie-publiek ziet hij een zaal die uitbundig reageert en zowaar meezingt met de hits van Village People. Ook de avondvertoning voor lezers van ‘E3 Groot-Antwerpen’ kent eenzelfde succes. Het vuurwerk van Hendrickx zorgt dan ook voor een mooie apotheose.

De Village People duiken het Antwerpse nachtleven in en bezoeken de exclusieve discotheek ‘Jimmy’s’ in de Antwerp Tower. Een jonge Erik Van Looy probeert er Randy Jones (de ‘cowboy’) te strikken voor een interview. Doodmoe belandt Van Looy om drie uur ’s nachts op de hotelkamer van Jones. Het interview komt er uiteindelijk: Jones in pyjama op bed en met een joint in de mond. ‘Verder is er niks gebeurd’, dixit Van Looy.
In het maandblad ‘Filmgids’ (een uitgave van Film International Antwerpen) verschijnt enkele maanden later een droge registratie van het gesprek. In zijn inleiding kan Van Looy, een zelfverklaarde discokikker, evenwel niet nalaten om de objectiviteit van de Belgische filmpers in vraag te stellen. Wie wil genieten van een fulminerende Van Looy klikt op de scan hieronder.

Erik Van Looy in 'Filmgids' (november 1980)

Erik Van Looy in ‘Filmgids’ (november 1980)

 

Op donderdag 4 september doet het Village People-circus Brussel aan: interviews voor tv en schrijvende pers, bezoek aan Bon Marché en GB-Quick en een première in cinema Eldorado (nu UGC De Brouckère).
Met de opening van discotheek ‘Manhattan’ in Leuven  (waar Guido Van Liefferinge mede-aandeelhouder is) wordt er een feestelijk punt gezet achter het bezoek van Village People aan België.

Uiteraard hebben de Antwerpse Kinema Aktualiteiten geen moment van deze driedaagse gemist. Vergeet er niet naar te kijken, het filmpje van iets meer dan zeven minuten is zoveel leuker dan de film waar het allemaal om draait. En wie aandachtig is, ziet op 1’46 in een flits ene Jean Zeguers de Village People in een Audi duwen.

 

 

Succesvolle bioscoopcarrière in België

Op donderdag 4 september starten in cinema Rex de normale vertoningen van ‘Can’t Stop the Music’. Opmerkelijk, want het is in die tijd de gewoonte dat een nieuwe filmweek op vrijdag start.
De Belgische pers loop niet over van enthousiasme voor de film. ‘Willem, van de Fillem’ quoteert de prent in ‘Humo’ als ‘zeer flauw’ en schrijft dat ‘Valerie Perrine haar charmes nooit veiliger heeft geweten dan in het gezelschap van deze People’. Het maandblad ‘Film en Televisie’ hoopt dat de film ‘een laatste opflakkering’ zal zijn voor het bonte gezelschap. Enkel Erik Van Looy heeft het over een film die ‘amusant’ is en ‘mooi om te zien’ (‘Filmgids’ november 1980).

Ondertussen heeft EMI-verkoopmanager Richard Milnes in het hoofdkantoor in Londen verslag uitgebracht over de overdonderende ontvangst in Antwerpen. De EMI-directie brengt zijn felicitaties over aan de ploeg van Georges Heylen en zal distributeurs in andere landen informeren over de geslaagde Belgische aanpak.
Zonder al te veel resultaat: ‘Can’t Stop the Music’ flopt zo goed als overal.
Op www.imdb.com lezen we dat de film een budget had van $ 20 miljoen en een ‘gross’ van slechts $ 2 miljoen in Amerika.
Enkel in België en Australië (raar volkje daar, denk ook aan hun fascinatie voor het Eurovisiesongfestival) is de film een succes.

‘Can’t Stop the Music’ blijft acht weken op de affiche van de Rex (met 1.120 plaatsen één van de grootste zalen in Antwerpen), wordt dan nog twee weken verlengd in de Astra (Carnotstraat) en doet tenslotte nog zijn rondje langs de overgebleven ‘voorstadszalen’ (Festa, Roma en Palace).

AUB's 782 + 783

AUB’s 782 + 783

 

‘Can’t Stop the Music’ triomfeert op de eerste Razzie-Awards

Zomer 1980. Filmliefhebber John Wilson ziet in een New Yorkse bioscoop voor 99 cent de double bill ‘Xanadu’ (met Olivia Newton-John) en ‘Can’t Stop the Music’.
Zijn eerste reactie na het uitzitten van de films: ‘Man, those two movies ought to get awards for being that lousy’.
Enkele maanden later triomferen beide films op de eerste Razzie Award-ceremonie die Wilson holder-de-bolder in het leven had geroepen.
De Village People-prent krijgt zeven nominaties en kaapt Awards weg voor ‘Worst Picture’ en ‘Worst Screenplay’.
Over die onderscheidingen heeft het Rex-concern/Excelsior Filimpex met geen woord gerept …

Dankwoord en oproep

Het was goed toeven in het gezelschap van Jean Zeguers in een Beverense taverne om herinneringen op te halen aan ‘Can’t Stop the Music’. De man is een geboren verteller en hij blikt nog steeds met veel plezier terug op de ’mooiste tijd’ van zijn leven. Een carrière van bijna 30 jaar in ‘Antwerpen Kinemastad’ levert een schat van verhalen en anekdotes op. Dank je wel, Jean.
En ook een dikke merci aan Patrick Van Nauw voor het ter beschikking stellen van de Antwerpse Kinema Aktualiteiten met de Village People.

Was je er bij toen Village People de stad op stelten hebben gezet? Misschien heb je nog foto’s van toen of wil je anekdotes delen?
Laat het weten via antwerpen.kinemastad@hotmail.be of via ‘Geef een reactie’ op deze pagina. Wie weet breien we op die manier nog een mooi vervolg aan deze blog post.

 

 

 

‘Er werd naar de Monty gegaan, niet zomaar naar de cinema’

Michel Apers in ‘De Morgen’ van 28 augustus 1981

De Monty in de zomer van 1980

De Monty in de zomer van 1980

 

Zomer 1976

Het land kreunt onder één van de warmste zomers ooit.
Wie verkoeling wil zoeken in de Antwerpse cinema’s moet zijn keuze maken uit de obligate hernemingen (James Bond, Sergio Leone, Walt Disney …), Franse films met bejaarde vedetten (Jean Gabin in ‘L’Année Sainte’, Michèle Morgan in ‘Le Chat et la Souris’) of hersenloos amusement (‘De Zoon van Zorro’ en ‘The Five Shaolin Masters’).
Het Rex-concern van Georges Heylen is oppermachtig in het Statiekwartier (op dat moment 12 zalen op wandelafstand). Concurrent Calypso biedt dapper weerwerk met een ‘triplex’ waar kwalitatieve Amerikaanse films voor een breed publiek worden vertoond.
Kleurentelevisie is bijna gemeengoed en via de kabel komen tientallen tv-zenders vlekkeloos in de huiskamer. Wijk- en dorpscinema’s vechten om te overleven. Enkel met goedkope kung-fu en schimmige soft-porno kan de onafhankelijke bioscoopuitbater de doodsstrijd nog wat rekken.
Zelfs Heylen schrikt er niet voor terug om randzalen als Century en Victory (beiden in Borgerhout) en Monty (Montignystraat 3-5, Antwerpen-Zuid) te sluiten.
Enkele jonge idealisten willen echter tegen de stroom in zwemmen …

And introducing …

Michel Apers is in die lange, hete zomer 28 jaar. Opgegroeid in de schaduw van dorpsbioscoop Rubens te Zwijndrecht, ademt hij film uit al zijn poriën.
Als germanist geeft hij les, maar ‘pluche en pellicule’ laten hem niet los. In zijn vrije tijd schrijft hij recensies voor ‘Spectator’ en ‘Film en Televisie’, twee tijdschriften uit de katholieke zuil.
Apers droomt ervan om een eigen bioscoop uit te baten. Dat één en ander niet makkelijk is, wordt treffend geïllustreerd met bijgevoegd cursiefje uit ‘Andere Sinema’ van november 1982 (dubbelklikken op de afbeelding om een uitvergrote versie te krijgen). Wie het Antwerps cinemawereldje van toen kent, herkent zeker de situaties en personen die Eric Kloeck schetst.
De bioscoop waarover sprake zou de Odeon in Mortsel (Antwerpsestraat) zijn geweest.

Apers AS

Jan Jespers (24 in de zomer van ’76) kent het Antwerpse Zuid als zijn broekzak. Als kind was hij vaste klant in de Monty, toen nog de zaal ‘van de parochie’. Hij maakt er kennis met ‘helden als Batman, Tarzan en ongeveer alles wat Jules Verne ooit heeft bijeen gedroomd’[1]. Als student versiert hij baantjes bij het Rex-concern en ‘Film International’, het Antwerps filmfestival. Georges Heylen biedt hem een job aan als ‘kontroleur’ bij Excelsior Films. Bedoeling is dat hij zich vooral nuttig maakt in het opsporen van frauderende bioscoopuitbaters.

Michel Vandeghinste (30 jaar) is de partner van Michel Apers. Zijn peter was ooit uitbater van een cinema in het Luikse, ciné La Vieille Barrière in Chênée. In vakantieperiodes leerde de jonge Vandeghinste het cinemawereldje van binnenuit kennen.

De legende wil dat deze onverlaten op een broeierige zomeravond in het legendarische café De Muze de sluiting van cinema Monty in de Montignystraat ter sprake brengen. Apers had gemerkt dat er geen foto’s en affiches meer hingen in de vitrinekastjes van de zaal. Jespers bevestigt dat Heylen het huurcontract met de eigenaars, de Katholieke Werkmanskring Sint-Michiel, heeft opgezegd.
Wilde plannen worden gesmeed om de zaal opnieuw op de kaart te zetten. Wat de betrokkenen gemeen hebben is niet alleen onvrede met het filmaanbod in de Antwerpse bioscopen, maar ook de ‘enorme passie voor de cinema die hen als kind door de nog oppermachtige cinemacultuur van de jaren vijftig haast aangeboren leek’[2].

Als werknemer van Georges Heylen weet Jespers als geen ander dat een eventuele doorstart van de Monty een gewaagde gok is.
In december 1973 had Heylen immers een overeenkomst afgesloten met de parochieraad van Sint-Michiel om de uitbating van de zaal over te nemen. Aanvankelijk met de bedoeling om de ‘waardevolle film’ een kans te geven in ‘Studio Monty’ (zie de scan uit AUB van 21 december 1973).

Aankondiging opening 'Studio Monty' (AUB 434 van 21/12/1973)

Aankondiging opening ‘Studio Monty’ (AUB 434 van 21/12/1973)

 

Met films als ‘The Godfather’, ’Last Tango in Paris’ en ‘Cabaret’ lijkt Heylen die belofte ook waar te maken, maar al na enkele maanden krijgen de films van het eigen Excelsior-label voorrang.
Met 25.000 betalende kijkers in 1975 wordt de Monty onrendabel voor het Rex-concern en in juni 1976 stopt Heylen de uitbating.

De zaal heeft dan al een lange voorgeschiedenis. Volgens Frank Heirman (auteur van ‘Het Paleis om de Hoek’, uitgeverij BMP, 2006) waren er sinds 1925 filmvertoningen in het pand. De naam ‘Monty’ komt er in september 1944 en verwijst eerder naar de Britse generaal Montgomery (Monty) dan naar de straat waar de cinema gelegen is. De programmatie volgt de strenge regels van de Katholieke Filmliga.
In 1958 krijgt de zaal een grondige make-over van architect Rie Haan en wordt ze ‘één van de betere wijkzalen’. Maar de cinemacrisis slaat hard om zich heen.
Begin jaren ’70 is er een kleine opflakkering wanneer de Monty deel uit maakt van de ‘Verenigde Onafhankelijke Kinema’s’ (samen met ondermeer de Rubens in Zwijndrecht, de Merksem Palace en de Schotense Rio).
Door een conflict tussen Heylen en de grote Amerikaanse distributeurs spelen er geen grote premièrefilms in de Antwerpse centrumzalen, een situatie waar de randzalen tijdelijk volop van profiteren. Met premières van ondermeer ‘Patton’, ‘Tora, Tora, Tora’ en ‘Diamonds are Forever’ lopen de buurtbioscopen plots weer over van het volk.
Het succes is echter van korte duur. Wanneer het geschil tussen Heylen en de Amerikaanse majors is bijgelegd, krijgt de Monty het steeds moeilijker als onafhankelijke cinema.
Zelfs Heylen kan het tij niet keren wanneer hij de zaal uitbaat van december ’73 tot juni ’76.

‘Monty, waar films nog een belevenis zijn’

Het ‘jeugdig en sympathiek triumviraat van cinema-freaks’ (dixit Fernand Papon in ‘De Nieuwe Gazet’) maakt er werk van: na onderhandelingen met de parochieraad wordt een PVBA opgericht met een startkapitaal van 250.000 Belgische frank (ongeveer 6.200 euro).
Apers en Jespers nemen de programmatie voor hun rekening, Vandeghinste is als ‘man achter de schermen’ verantwoordelijk voor de technische kant (de projectiecabine, verlichting en verwarming …) en de algemene administratie. Later zal hij ook het Monty-logo ontwerpen.

Een meevaller is alvast dat er op dat moment weinig moet geïnvesteerd worden in apparatuur en infrastructuur. Al het nodige (projectoren, doek, stoelen) is aanwezig en onmiddellijk inzetbaar.

Met een weekprogrammatie die een mix is van populaire hernemingen en premières van cinefiele films hopen de initiatiefnemers een gat in de markt te vinden. Hollywood-legende Mae West wordt gebombardeerd tot mascotte (ze is prominent aanwezig op affiches en in advertenties) en de jonge wolven weten Hitchcock te overtuigen om peter te worden van hun project.
Een persconferentie zorgt ervoor dat het initiatief weerklank krijgt in de lokale pers. Apers verklaart dat Monty zich zal toeleggen op de ‘programmatie van films die door de mazen van het gewone roulatie-net vielen, van belangrijke reprises en van allerlei films, die om de één of andere reden de aandacht van de cinefielen verdienen en niet aan bod komen zoals het hoort’[3].

Een vliegende start

Flyers Monty - oktober 1976

Flyers Monty – oktober 1976

 

De Monty ‘nieuwe, alternatieve stijl’ gaat van start op 15 oktober 1976. Op de feestelijke openingsavond (met orkestje, maar ook met enkele opvallend hip ogende ouvreuses) is er de vertoning van ‘Some Like it Hot’, de Billy Wilder-klassieker met Marilyn Monroe.
In de openingsweek is er verder nog de Antwerpse première van de Claude Miller-film ‘La Meilleure Façon de Marcher’ (door Apers lovend besproken in ‘Film en Televisie” van september 1976) en zijn er reprises van ‘An American in Paris’ en de Jerry Lewis-film ‘The Disorderly Orderly’.

Cinefielen en nostalgici vinden al snel de weg terug naar de Monty. Hernemingen van ‘West Side Story’, ‘The Birds’ en ‘The Crimson Pirate’ wisselen af met Antwerpse premières van ‘Die Marquise von O’ (Eric Rohmer), ‘Die plötzliche Einsamkeit des Konrad Steiner’ (Kurt Gloor) en ‘Il pleut sur Santiago’ (Helvio Soto).
Tijdens ‘Midnight Specials’ op vrijdag en zaterdag en tijdens speciale thema-avonden (3 of 4 films na elkaar) zoals ‘De Nacht der Stalen Zenuwen’, ‘Monty’s Nacht van Toen’ en ‘Monty’s Helse Huivernacht’ is het vaak vechten voor een zitje (de zaal telt een 500-tal zetels).

Programma voor 'De Nacht van de Stalen Zenuwen' (18/02/1977)

Programma voor ‘De Nacht van de Stalen Zenuwen’ (18/02/1977)

 

De drie stichters krijgen al vlug hulp van filmgekken Eric Kloeck (het latere ‘gezicht’ van de Cartoon’s) en Dirk Geens. Zij worden ook medeaandeelhouder van de Monty.

In ‘De Morgen’ van 28 augustus 1981 blikte Michel Apers terug op de start van de Monty: ‘Na een goeie twee maanden was de zaak van de grond. We vulden duidelijk een tekort op en van meet af aan zaten we met een duidelijk geprofileerd publiek, het werden vaste klanten’[4].
Dat het publiek eerder alternatief was, illustreert een anekdote van Jan Jespers: ‘Soms stond de verwarmingsketel in brand en dan werd er rook in de zaal geblazen. De stonede toeschouwers voor ‘200 Motels’ van Frank Zappa vonden dat blijkbaar niet erg. Zij dachten dat het bij de film hoorde’.

Het zakenblad ‘Trends’ publiceert in haar nummer van 15 april 1978[5] enkele cijfers over de Monty. Met gemiddeld 120 personen per vertoning en ongeveer 16 voorstellingen per week kan de zaal zich ‘net bedruipen’. Apers waarschuwt dan al dat ‘het niet genoeg is dat die zaal maar zo zo draait, zij kan zich niet de luxe van een inzinking permitteren’.
Publiciteitskosten (aankondigingen in de kranten, het drukken van programma’s en affiches) liggen vrij hoog, terwijl de ticketprijs bewust laag wordt gehouden (zo’n 70% van een ticket in de centrumzalen).
Volgens een eigen enquête bij het publiek was de gemiddelde leeftijd van de Monty-bezoeker 25-26 jaar en ging hij 5,5 keer per maand naar de bioscoop (zeer hoge cijfers, het nationaal gemiddelde lag toen op drie cinemabezoeken per jaar!).
In de beginjaren kan de Monty dan ook schitterende cijfers voorleggen: met meer dan 75.000 bezoekers per jaar in de periode 1977 – 1979 worden alle verwachtingen overtroffen.

Zelfs de parochiepriesters, die aanvankelijk wat sceptisch stonden tegenover het jong geweld en de alternatieve programmatie, groeien uit tot Monty-fans. Michel Vandeghinste herinnert zich dat ze niet zonder schroom hun toegangsbewijs kochten voor de wat gewaagde Pasolini-films die regelmatig op de affiche stonden. Dikwijls gebeurde dat met een smoes (‘Tiens, we dachten dat er een andere film werd vertoond, maar nu we hier toch zijn …’).

Monty speelde ook graag gastheer voor filmclubs als Jefi (kinderfilmclub), CFA (Centrale Filmclub Antwerpen) en Het Derde Oog (Vereniging Vlaamse Leerkrachten).
In 1978 vond het festival ‘Film International’ er onderdak na omzwervingen in Borgerhout en de stationsbuurt.
En wie in die tijd school liep, zal waarschijnlijk wel een Filmforum in de Monty hebben meegemaakt. Zo herinner ik me dat we vanuit Merksem met bussen van ‘Autocars De Polder’ naar het Zuid reden om kennis te maken met ‘Deliverance’, ‘Chinatown’, ‘Paths of Glory’ en ander fraais.

Aanschuiven aan de Monty in de winter van 1978

Aanschuiven aan de Monty in de winter van 1978

 

Verscheurende keuzes

Het succes van de Monty baart de uitbaters ook kopzorgen. Films kunnen niet lang op het programma blijven staan. Van zodra de belangstelling wat afneemt, verdwijnt een film van de affiche. De relatief grote zaal moet immers maximaal renderen.
Na zonder resultaat te hebben afgetoetst of er in of rond de Monty een tweede, kleinere zaal haalbaar is, wordt er na lange discussies ingegaan op een voorstel van privéclub Cartoon’s vzw in de Kaasstraat, achter het Antwerpse stadhuis.

Guy Dandelooy (die later nog een bochtig professioneel parcours zal afleggen bij verschillende bioscoopketens) heeft in het pand aan de Kaasstraat een cinema ingericht en wil dit commercialiseren.
De Monty-boys springen mee op de kar en begin september 1978 volgt de opening van de ‘Cartoon’s’. De twee filmzaaltjes (een 100-tal plaatsen in de ‘grote’ zaal en een kleine 50 zitjes in de ‘club’-zaal) veroveren snel hun plaats in het Antwerpse bioscooplandschap. Met een programmatie van succesfilms uit het verleden, cultfilms en cinefiele premières volgt men min of meer de politiek van grote broer Monty.
De troeven van de ‘Cartoon’s’ zijn voor iedereen duidelijk: centraal gelegen en makkelijk bereikbaar, films kunnen geprolongeerd worden en door ‘word of mouth’ uitgroeien tot ware publiekstrekkers, uitbatingskosten zijn een fractie van die van de Monty …

Programmafolder Monty - Cartoon's - november 1979

Programmafolder Monty – Cartoon’s – november 1979

 

Tegelijkertijd worden de uitbaters voor een aantal keuzes geplaatst omtrent de verdere toekomst van de Monty.
Wil en kan men verder geld blijven steken in een verouderde zaal? Nieuwe investeringen dringen zich op: projectiescherm en geluidsinstallatie moeten worden vernieuwd en om in orde te zijn met de voorschriften van de brandveiligheid moeten er aanpassingen gebeuren aan de zaal. Bovendien blijft het onduidelijk wat de eigenlijke eigenaars (de parochie) van plan zijn met het pand.

Ook niet vergeten dat de concurrentie al die tijd niet heeft stilgezeten.
Het Rex-concern investeert eind jaren ‘70/begin jaren ’80 fors in een aantal kleinere zalen die zich richten tot het Monty/Cartoon’s-publiek. Zo openen de Ambassades-Clubs in december 1980 met films van Kurosawa, Fellini, Lynch en Monty Python.
En aan de Stadswaag is er sinds 1979 het zwaar gesubsidieerde ‘Filmhuis’ waar cinefielen in twee zaaltjes films kunnen zien die evengoed op het programma van Monty en Cartoon’s kunnen staan.

Einde van de Monty

Één en ander zorgt ervoor dat de Monty een eindig verhaal wordt. Het aantal bezoekers loopt terug en bepaalde mensen binnen Monty/Cartoon’s vrezen dat op die manier ook de toekomst van Cartoon’s wordt gehypothekeerd.
Michel Apers vatte het als volgt samen: ‘Na jaren van onze dromen geleefd te hebben, dienden we strategische keuzes te maken en het sluiten van Monty om Cartoon’s voldoende levenskans te geven was daar het gevolg van’.[6]

In de week van 19 februari 1982 worden de laatste films vertoond in de Monty. Ze zijn een staalkaart van al het moois dat Michels Apers & co. de jaren ervoor hebben geprogrammeerd in de zaal: ‘The Damned’ (Luchino Visconti, 1969), ‘De zeven Samoerai’ (Akira Kurosawa, 1954) en ‘Monty Python and the Holy Grail’ (1975).
Niet veel later (maart 1982) opent Cartoon’s een derde zaal in de Kaasstraat.

De Monty is nadien zijn culturele bestemming blijven behouden. In Monty.kultuurfaktorij is er ruimte voor dans, theater en performance.
Of zoals Jan Jespers het mooi verwoordde: ‘Als wij niet met die cinema waren begonnen, dan was Monty nu ook een supermarkt of een gigantisch tapijtmagazijn’.

Michel Apers (links) en Michel Vandeghinste in de projectecabine van de Monty (maart 1979)

Michel Apers (links) en Michel Vandeghinste in de projectiecabine van de Monty (maart 1980)

 

Dankwoord en oproep

Het klinkt altijd wat wollig, maar toch kan ik deze blogpost niet afsluiten zonder een dankwoord.
In de eerste plaats wil ik Monty-pionier Michel Vandeghinste bedanken voor de warme ontvangst bij hem thuis en het delen van feiten, anekdotes en illustratiemateriaal.
Ook Jef Davidse mag ik niet vergeten. Zijn schriftje met daarin handgeschreven de volledige Monty-programmatie was een onmisbare bron bij het schrijven van de geschiedenis van de ‘laatste cinema voor de autostrade’.
Wie nog meer wil weten over de Monty kan terecht in de geciteerde bronnen (zie hieronder).
Een absolute aanrader is de ‘filmhistoriografie’ die Merel van Ommen heeft geschreven in het kader van haar Master ‘Filmstudies en Visuele Cultuur’: http://www.michel-apers.be/144324562

Lezers die hun Monty-herinneringen willen delen met anderen nodig ik graag uit om te reageren via ‘Een reactie plaatsen’.
Een mail sturen kan natuurlijk ook: antwerpen.kinemastad@hotmail.be

 

 

[1] Jan Jespers in een zelf geschreven artikel (‘De Outsiders’) in het tijdschrift ‘The Movie’, Kerst 1986, pagina’s 14 tot 18. Ook de andere citaten van Jan Jespers komen uit dit artikel.

[2] Michel Apers in ‘De Monty, de laatste cinema voor de autostrade of Botsende Jeugd in volle punkperiode’, gepubliceerd in ‘De Magie van de Cinema’ van Robbe De Hert en Willy Magiels, uitgeverij Facet, 2004.

[3] Fernand Papon in ‘De Nieuwe Gazet’, oktober 1976, exacte datum niet gekend.

[4] Interview van Christophe Vermeyen met Michel Apers, ‘Dood van Monty betekent geboorte van Cartoon’s 3’ in ‘De Morgen’ van 28/08/1981, pagina 12.

[5] ‘Een buitenbeetje bij de bioskopen’ in Trends van 15/04/1978, p. 160-161.

[6] Zie voetnoot 2

Ciné Astra: beelden zeggen meer dan woorden

Cinema Astra in de Carnotstraat

Cinema Astra in de Carnotstraat

 

De wereld staat niet stil. Toen ik onlangs door de Carnotstraat fietste, zag ik dat het pand waar vroeger Ciné Astra was gevestigd een kleine transformatie had ondergaan. De wat schreeuwerige kleuren van ‘Scapino’ maakten plaats voor het trendy zwart van ‘The Fashion Market’.
Mijn nieuwsgierigheid was gewekt. Even hoopte ik dat de renovatie van de winkelruimte zou zijn gebeurd met respect voor het verleden. Niets is minder waar …

Een gemiste kans

Astra

Ciné Astra – prachtig zicht op de zaal

 

Lezers van deze blog weten misschien nog dat architect Leopold Van den Broeck zich in de jaren ’30 van de vorige eeuw ontpopte als ‘paleizenbouwer’. Maar liefst zes Antwerpse cinema’s kregen vorm op zijn tekentafel (zie https://cinantwerp.wordpress.com/2013/11/04/astra-en-festa-uitverkoop-en-arme-mensencinema/).
Journalist Frank Heirman was de eerste om de loftrompet te steken over de onmiskenbare eigen cinemastijl die Van den Broeck ontwikkelde. De lichtkolommen in de vorm van gigantische paddenstoelen waren zijn handelsmerk.

Van die grandeur van vroeger is bitter weinig bewaard. Wie in Supermarkt Peeters-Govers in de Offerandestraat even boven de rekken met koopwaar kijkt, ontdekt hier en daar nog overblijfselen van de vroegere Ciné Festa.
Alle andere door Van den Broeck ontworpen zalen zijn afgebroken (Ciné Capitole op de De Keyserlei, Ciné Movy op het Astridplein …) of kregen een grondige make-over (de Astra).

Het is spijtig dat er bij de inrichting van ‘The Fashion Market’ geen moeite werd gedaan om het cinemaverleden te integreren in een modern winkelconcept.
Wie weet zitten er achter valse plafonds en gyproc-muurbekledingen nog restanten verborgen van de vroegere pracht en praal.
Nu stapt de klant binnen in een koele, strakke en onpersoonlijke winkelruimte. Een gemiste kans.

Uniek beeldmateriaal

Inkom van Ciné Astra met calicot van 'La Garçonne' (1936, Jean de Limur). De man centraal op de foto is Louis Gebruers.

Inkom van Ciné Astra met calicot van ‘La Garçonne’ (1936, Jean de Limur). De man centraal op de foto is Louis Gebruers.

 

Eerder schreef ik dat er van cinema Astra zo goed als geen beeldmateriaal te vinden is. Misschien te wijten aan het feit dat de zaal nooit dezelfde uitstraling heeft gehad als de bioscopen die zich situeerden op of rond de De Keyserlei, de cinemaboulevard van de 20ste eeuw.

Mijn oproep naar foto’s van verdwenen cinema’s is uiteindelijk niet in dovemansoren gevallen.
Lezer André Dejonghe bezorgde me een aantal authentieke foto’s uit de beginjaren van de Astra.
Ze zijn te mooi om niet te delen met andere liefhebbers van de ‘golden age of movie-going’.

De kassa van Ciné Astra in de beginjaren.

De kassa van Ciné Astra in de beginjaren.

 

Wie goed kijkt (dubbelklikken op foto om een uitvergrote versie te zien), ontdekt zeker enkele kenmerken van de stijl van architect Leopold Van den Broeck (indirecte verlichting, lichtkolommen opzij van het scherm …).
Let ook op de afbeeldingen van de sterrenbeelden aan de wand. Deze verwijzen indirect naar de naam ‘Astra’ (Latijns voor ‘sterren’).
Het is moeilijk om een datum te kleven op de foto’s. Enkele dateren waarschijnlijk van kort na de opening in 1936.
Zo is er een calicot te zien van ‘La Garçonne’, een Franse film uit 1936 met Marie Bell, Arletty en Edith Piaf.
Op een andere foto zien we een bordje met de waarschuwing ‘No smoking in this cinema’. Was dit gericht aan Britse militairen voor wie na WO II speciale voorstellingen werden ingericht?

Lobby van Ciné Astra (waarschijnlijk kort na WO II).

Lobby van Ciné Astra (waarschijnlijk kort na WO II).

 

André Dejonghe was zo vriendelijk om de herkomst van de foto’s wat te kaderen.
Ik laat jullie graag meelezen:

Ik heb een tante, nu is ze 89 jaar, die rond haar 16de is beginnen werken als cassière in cinema Astra. Daar heeft ze Louis Gebruers leren kennen, een van de vier associés die de cinema bezaten. Ze is later met Louis Gebruers getrouwd.

Die Gebruers was de broer van mijn grootmoeder, die gehuwd was met Arthur Van Vlasselaer (mijn grootvader dus). Louis Gebruers zou Arthur Van Vlasselaer binnen gebracht hebben in Astra (als financierder?).

De twee andere associés waren Flor Bosmans en een zekere Santi uit Brasschaat.

Astra zou gesticht zijn rond 1935 en gestopt rond 1953 toen de huurovereenkomst niet verlengd werd. Georges Heylen zou hierbij een vinger in de pap hebben gehad en er werd in de familie, alleszins door Louis Gebruers en Arthur Van Vlasselaer, geen goed woord over hem gezegd.

Deze ‘petite histoire’ maakt in ieder geval nog maar eens duidelijk dat Georges Heylen een gehaaide zakenman was die voor niets terugdeinsde.

Projectieruimte van de Astra.

Projectieruimte van de Astra.

 

Herinneringen aan de Astra

Toen ik de Astra eind jaren ’70 leerde kennen, was er waarschijnlijk al één en ander veranderd aan de inrichting.
Lezers met een sterk visueel geheugen kunnen wellicht uitsluitsel geven hierover. Waren de ‘paddenstoelen’ nog zichtbaar of zaten ze verstopt achter een breder scherm geschikt voor projectietechnieken als Cinemascope? Of werden ze volledig afgebroken? En wat met de fresco’s van de sterrenbeelden? Bleven die tot het einde bewaard?
Herinneringen aan Ciné Astra kan je delen op dit platform via ‘Een reactie plaatsen’ bovenaan deze post of via mail naar antwerpen.kinemastad@hotmail.be.

Als toemaatje nog twee affiches met opdruk van Ciné Astra.
De affiche van ‘Midnight Lace’ flitst ons terug naar de vroege jaren ’60 toen Doris Day één van de populairste Hollywood-actrices was.
‘Conquest of the Planet of the Apes’ was in 1972 het derde vervolg op de Apenplaneet-film van Franklin J. Schaffner. Te zien in Ciné Astra in de week van 30 mei 1975, naar aanleiding van een herneming van de ganse apen-reeks.

Belgische filmaffiche voor 'Midnight Lace' (1960, David Miller)

Belgische filmaffiche voor ‘Midnight Lace’ (1960, David Miller)

 

Belgische filmaffiche voor 'Conquest of the Planet of the Apes' (1972, J. Lee Thompson)

Belgische filmaffiche voor ‘Conquest of the Planet of the Apes’ (1972, J. Lee Thompson)

 

 

Excelsior Films: van St. Pauli naar de Verboden Stad

‘Heylen wist op ongeëvenaarde wijze cinefiele meesterwerkjes te koppelen aan de goorste pulp.’
(Ronnie Pede n.a.v. het overlijden van Georges Heylen in ‘Film en Televisie’ 457, december 1995)

Belgische filmaffiche voor 'The Buddy Holly Story', een Excelsior Film

Belgische filmaffiche voor ‘The Buddy Holly Story’ (1978, Steve Rash), een Excelsior Film

 

Wanneer Georges Heylen op maandag 26 maart 1985 op de radio het ochtendnieuws hoort, kan hij een vreugdedans amper onderdrukken. Maar liefst 14 Academy Awards gaan naar films uit de portefeuille van Excelsior Films, de distributiefirma van de Antwerpse cinematycoon.
De feestelijkheden rond 50 jaar cinema Rex zijn nog maar pas afgesloten of Heylen mag alweer de champagne koel zetten.
In de maanden voor de Oscaruitreiking scoorde Excelsior Films zowel artistiek als aan de bioscoopkassa’s.
Films als ‘Amadeus’, ‘The Killing Fields’, ‘A Passage to India’ en ‘The Woman in Red’ zorgen voor bomvolle zalen. Aan de Rubens, Rex en Sinjoor staan ‘s avonds lange rijen aan te schuiven in de hoop een ticket te bemachtigen.
De Milos Forman-film over Wolfgang Amadeus Mozart blijft zelfs meer dan 70 weken op de affiche staan in de Antwerpse centrumzalen.

Heylen geniet van zijn triomf. Hoewel de baron-in-wording zijn rol bij Excelsior Films omschrijft als ‘raadgever bij de aankoop’, was hij het die eind jaren ’60 uit noodzaak begon met het verdelen van films. Dat Heylen voor zijn aankoopbeleid in die eerste werkingsjaren bakken kritiek kreeg, is hij nog lang niet vergeten.

Publiciteit

14 Oscars voor Excelsior Films (‘Cinema Magazine’ van april 1985, nr. 89, pagina 335)

 

Hoe het begon

De woelige sixties lopen bijna op hun einde wanneer Georges Heylen het aan de stok krijgt met de grote Amerikaanse filmdistributeurs. De baas van het Rex-concern heeft het meer dan moeilijk met de financiële voorwaarden van 20th Century Fox, United Artists e tutti quanti. Voor bepaalde succesfilms eisen ze tot 70% van de ticketprijs op. Ook het feit dat deze majors niet willen bijdragen tot lokale publiciteitskosten zit Heylen meer dan hoog.
Zowel het Rex-concern als de Amerikaanse verdelers spelen het spel hard. Voor Heylen wordt het steeds moeilijker om films te huren bij hen, terwijl het aanbod van de onafhankelijke Belgische distributeurs te ontoereikend is om de Antwerpse centrumzalen van voldoende commerciële films te voorzien.

Er zit voor Heylen niets anders op dan zelf de markt op te gaan. Hij heeft heel wat contacten in Duitsland en koopt er (zo zegt althans de legende) een ‘container met films’.
In de pers blijft Heylen geheimzinning doen over zijn nieuwe activiteit. Wanneer een medewerker van het maandblad ‘Film en Televisie’ hem in het maart-nummer van 1970 interpelleert over geruchten rond de oprichting van een eigen distributiefirma antwoordt hij dat dit ‘volkomen uit de lucht gegrepen is’.
Een paar alinea’s verder dient hij dit al te nuanceren: ‘Door de vele kontakten die wij in het buitenland hebben, zie ik enorm veel films die in normale omstandigheden niet eens België bereiken, maar ons zeer geschikt lijken voor publiek dat in Antwerpen naar de bioskoop gaat. Wij doen dan ook voorstellen om deze films toch naar Antwerpen te krijgen en die voorstellen werden tot nu toe aanvaard’.

Opvallend is dat ‘Film en Televisie’ in die periode heel wat films recenseert zonder vermelding van distributeur: “Der Arzt von St. Pauli’, ‘La Monaca di Monza’, ‘Broadway Deadly Gold’ … Stuk voor stuk films die hun Belgische carrière starten in de Antwerpse Rex-zalen.
Bij één bepaalde film (‘Ich bin ein Elefant, Madame’, Film en Televisie, nr. 152, januari 1970) wordt expliciet de naam ‘Heylen’ als distributeur vermeld.
Pas in december 1970 vinden we in het blad voor het eerst de naam ‘Excelsior’ terug bij filmrecensies van ‘Die Nackte Bovary’ (met Edwige Fenech) en ‘Sartana, Angel of Death’, een spaghetti-western met Klaus Kinski.

De nieuwe distributiefirma heeft meteen een enorme impact op het aanbod in de Antwerpse centrumzalen. In het programmablad AUB 261 (augustus 1970) worden maar liefst drie films met de jonge Duitse vedette Uschi Glas aangekondigd: ‘Hilfe, ich liebe Zwillinge!’, ‘Pepe, der Paukerschreck’ en ‘Klassenkeile’.
In de Rex (‘Antwerpens Prachtkinema’) draait op dat moment de Heintje-film ‘Einmal wird die Sonne wieder scheinen’ en wordt er al volop publiciteit gemaakt voor ‘Das Stunden-Hotel von St. Pauli’ met Curd Jürgens.

AUB

AUB – nr. 261 (augustus 1970)

AUB

AUB – nr. 261 (augustus 1970)

 

Met uitgekiende barnumreclame in huis-aan-huis bladen, kleurrijke affiches (Excelsior blijft tot diep in de jaren ’70 de traditie van de Belgische ‘affichette’ verderzetten, waarvoor dank) en promotie in eigen zalen via de ‘Antwerpse Kinema Aktualiteiten’ wordt de Antwerpenaar naar de cinema gelokt. En met succes. Een film als ‘Der Arzt von St. Pauli’ haalt 30 speelweken in de stationsbuurt.

De contacten met andere Belgische bioscoopuitbaters verlopen in het begin erg amateuristisch. In een interview dat verscheen in ‘Magie van de Cinema’ heeft Jean Zeguers (naaste medewerker van Heylen) het zelfs over ‘straatdistributie’: ‘Onze Paul Corluy ging drie keer per week naar Brussel met zijn camionette. We maakten een afspraak met de exploitanten: als je films wilt huren, kom dan die dag om 10 uur naar de Koningsstraat. Paul had een lijstje met beschikbare titels en daar werden de contracten getekend.’ (‘Magie van de Cinema’, Willy Magiels en Robbe de Hert, uitgeverij Facet, 2004, p. 69).

Later werd in een herenhuis aan de Koningsstraat 306 een officieel kantoor met visiezaal geïnstalleerd. Het merendeel van de administratie bleef echter in Antwerpen gebeuren.

In Brussel en Wallonië daarentegen krijgt Heylen zijn films amper verhuurd. Hij beseft dat andere filmmarkten moeten worden aangeboord om in België een speler van formaat te worden. Via relaties in Frankrijk lukt het al snel om Franse films aan zijn catalogus toe te voegen en niet veel later worden ook deals afgesloten met Italiaanse en Britse producenten.

Publiciteit van Excelsior Films in het Franstalige vakblad 'Ciné Presse'

Publiciteit van Excelsior Films in het Franstalige vakblad ‘Ciné Presse’ (17 januari 1976)

 

Een gouden zet doet Heylen met de aankoop van de disitributierechten van de Samuel Bronston-catalogus. Met het heruitbrengen van o.m. ‘El Cid’, ’55 Days at Peking’ en ‘Circus World’ zorgt hij ervoor dat zijn cinema Rubens (‘Het grootste scherm van België’) toch de broodnodige spektakelfilms kan brengen in een periode dat de Amerikaanse distributeurs hem boycotten.

En er was niet enkel Excelsior Films. Ook via Filimpex verdeelde Heylen films. Volgens ex-medewerker Willy Magiels was het oorspronkelijk de bedoeling om Franse films via Filimpex te verdelen, maar na een tijdje werd dit denkspoor verlaten. Bedoeling was vooral om financiële risico’s over twee aparte nv’s te spreiden.

Georges Heylen met Claude Lelouch aan de ingang van de visiezaal van Excelsior Films in Brussel

Georges Heylen met Claude Lelouch aan de ingang van de visiezaal van Excelsior Films in Brussel n.a.v. de release van ‘Toute une vie’ (januari 1975)

 

Hits & …

Eind jaren ’70 – begin jaren ’80 is een ware bloeiperiode voor Excelsior. De catalogus bestaat zowel uit commerciële serieproducten en de betere genrefilm, als meer cinefiele kost.
Het bedrijf roomt succesvol de Europese markt af: denk aan de Paul Verhoeven-films, de kaskrakers van Louis De Funès en Jean-Paul Belmondo, soft-porno uit Duitsland (‘Vanessa’, ‘The fruit is Ripe’, ‘Island of a Thousand Delights’, Heylen moet zeker een boontje hebben gehad voor Olivia Pascal), producties van EMI (de Agatha Christie-verfilmingen ‘Death on the Nile’, ‘The Mirror Crack’d’) en festivalfilms uit Italië en Duitsland.

Publiciteit in 'Cinema Magazine' van april 1979

Publiciteit in ‘Cinema Magazine’ nr. 21 van april 1979, pagina 2

 

Ook onafhankelijke Amerikaanse producenten maken kennis met Heylen. Een deal met Orion Pictures in de jaren ’80 verzekert Excelsior van films als ‘RoboCop’, ‘Desperately seeking Susan’ (Madonna), ‘No Way Out’ (Kevin Costner) en zowat alle Woody Allen-films uit dat decennium.

Excelsior is niet bepaald vies van platte actie en regelrechte sensatie: in de periode 1982-1983 distribueert Heylen de serie-producten van het beruchte Israëlitische duo Menahem Golan en Yoram Globus (Cannon Films). De grote Antwerpse schermen worden wekenlang geteisterd met ‘Hercules’ (Lou Ferringo), ’10 to Midnight’ (Charles Bronson) en een hele reeks ‘Lemon Popsicle’-films (‘Hot Bubblegum’, ‘Private Popsicle’, ‘The Last American Virgin’).

Dit alles maakt dat Excelsior Films in de jaren ’80 marktleider wordt in België. Het laat zelfs de grote Amerikaanse distributeurs ver achter zich.
De cijfers die het magazine ‘Trends’ op 29 november 1985 publiceert laten aan duidelijkheid niets te wensen over.
Van de 394 films die in 1984 werden vrijgegeven in Brussel waren er 62 die het label ‘Excelsior’ droegen (of 15,73 % van het aanbod).
In de ‘Top 10’ van de distributeurs stond Excelsior dan ook afgetekend bovenaan.

  1. Excelsior Films (62 films)
  2. CIC (52 films)
  3. Warner/Columbia (35 films)
  4. Belga (34 films)
  5. UGC (30 films)
  6. Daska (28 films)
  7. Gaumont (27 films)
  8. Ciné Vog (20 films)
  9. Fox (14 films)
  10. Metropolitan (14 films)

(CIC stond voor ‘Cinema International Corporation’ en was sinds begin jaren ’70 in Europa de distributeur voor Paramount, Universal en MGM).

In de zalen van het Rex-concern overheersen de films uit de catalogus van Excelsior.

In de zalen van het Rex-concern overheersen de films uit de catalogus van Excelsior (‘Het Nieuwsblad’ van vrijdag 17 juli 1981).

 

… Misses

Het was niet altijd rozengeur en maneschijn bij Excelsior Films. Verkeerde inschattingen, foute keuzes, het niet nakomen van eerder gemaakte afspraken, gesjoemel met facturen … Een kleine bloemlezing uit tijdschriften en boeken allerhande.

Het  mislopen van ‘Apocalypse Now’

‘Hoe het komt dat de Coppola-film door Elan wordt uitgebracht en niet door Mercury (dat al jaren pretenderde de filmrechten verworven te hebben) of door … Excelsior.
Een paar maanden voor het Cannes-festival 1979 plaats greep, ging het distributiekantoor Mercury feitelijk uit de run door de fusie met Stellor. In het kontrakt dat Coppola vier jaar voordien met Mercury had afgesloten, werd nadrukkelijk vermeld dat de overeenkomst tussen beide partijen zou vervallen, mocht Mercury ophouden met zijn distributie-aktiviteiten. Wat in 1979 gebeurde, maar waar Coppola geen weet van had. Tijdens het Festival Van Cannes, ging Excelsior, Mr. Heylen himself, de Coppola-familie op de hoogte brengen van deze feiten. Coppola zelf vond het niet leuk in een seksverhuurkantoor (Stellor is dat zo ongeveer) verzeild te zijn geraakt. Coppola wees naar de kontraktbreuk en meteen zat de Cannes-winnaar zonder Belgische distributeur. Excelsior bood zijn diensten aan, maar door het toevallige feit dat dat één van Coppola’s advokaten goede relaties had met de Amerikaanse Walt Disney-vertegenwoordiger van het Belgische Elan-verhuurkantoor, kon Excelsior g’dag zeggen tegen de ‘Gouden Palm’ en ging Elan ermee lopen.’

Uit ‘Film en Televisie’ van februari 1980 – nr. 273, pagina 5.

Uiteindelijk zou Excelsior later nog het Coppola-experiment ‘One from the heart’ (1982) en de Zoetrope-productie ‘Hammett’ (1982, Wim Wenders) distribueren, maar beide commerciële fiasco’s werden als verliespost weggeschreven.

Ruzie met producent Matthijs Van Heijningen

De Nederlandse filmproducent Matthijs Van Heijningen staat in 1977 aan het begin van zijn carrière wanneer hij met Heylen een overeenkomst afsluit voor de Belgische distributie van de film ‘Het Debuut’. Het is een film over een gevoelig onderwerp (de seksuele relatie tussen een pubermeisje en een veertigjarige man). De film krijgt van de Belgische Katholieke Filmliga het label ‘voor volwassenen – negatief’. Dit betekent ondermeer dat ‘Gazet Van Antwerpen’ (toen nog echt de ‘rechtse krant van Linkeroever’) geen publiciteit voor ‘Het Debuut’ zal toelaten.

‘Met ‘Het Debuut’ had ik ook zo’n nare ervaring. Met Excelsior Films had ik een bedrag van 10.000 gulden afgesproken: 5.000 vooraf te betalen en 5.000 bij de première. Toen bleek dat de Roomse pers de film niet lustte en dat er ook geen publiciteit mocht voor gemaakt worden. De film werd wel uitgebracht, maar Mr. Heylen kwam niet met de restrerende 5.000 gulden over de brug’.

Matthijs Van Heijningen in ‘Film en Televisie’ van december 1983 – nr. 319, pagina 28.

Van Heijningen produceert later nog succesfilms als ‘De Lift’ en ‘Ciske de Rat’, maar met Excelsior doet hij geen zaken meer.

De breuk met Thorn EMI

Patrick Duynslaegher schetst zonder namen te noemen hoe het tot een breuk komt tussen Excelsior en Thorn EMI na de Antwerpse première van ‘A Passage to India’ (David Lean, 1984).
Opportunist én kersvers filmdistributeur Jan Verheyen profiteert van de situatie.
Duynslaegher omschrijft het als ‘één van de smakelijkste anekdotes uit de annalen van de vaderlandse filmexploitatie’.

‘De timing zat perfekt toen Verheyen bij Thorn EMI binnenviel. Thorn EMI had namelijk net een einde gemaakt aan zijn werkrelatie met de vorige Belgische distributeur, nadat die een faktuur had ingediend voor de promotie van één van hun topfilms. Voor de première werden zogezegd twee olifanten uit Bali overgevlogen, terwijl de arme beesten gewoon uit het lokale circus in Deurne afkomstig waren. Dankzij deze olifantengeschiedenis had ‘Independent’ zijn eerste package deal versierd. Eén van die relatief kleine Thorn EMI produkties ‘Catholic Boys’ bracht in Vlaanderen meteen twaalf miljoen op’.

Uit ‘Knack’ van 19 oktober 1988, pagina 49.

Heylen scheurt zijn broek aan ‘Ran’

Georges Heylen doet er in de jaren ’80 alles aan om de titel van ‘Baron’ te verwerven. Politici en andere gezagsdragers worden gevleid met uitnodigingen voor avant-premières van prestigieuze films.
Met ‘Ran’ (1985) van de Japanse grootmeester Akira Kurosowa ziet hij de kans schoon om zijn blazoen nog wat verder op te poetsen. Het is de eerste film in vijf jaar van de bejaarde regisseur en critici en cinefielen kijken reikhalzend uit naar het resultaat.
Heylen wil dan ook kost wat kost de distributierechten voor België.

Toenmalig perschef Willy Magiels herinnert zich hoeveel Excelsior Films betaalde voor de film.

‘Met zijn filmdistributiefirma Excelsior betaalde hij 17 miljoen frank (425.000 euro) voor de Japanse film ‘Ran’. Dat verdien je natuurlijk nooit terug’.

Uit ‘Het paleis om de hoek’ van Frank Heirman, uitgeverij BMP, 2006, pagina 112

Heylen organiseert op 7 oktober 1985 een gala-avant première van ‘Ran’ voor le tout Anvers. Eén en ander wordt gekaderd in de 100ste verjaardag van de ‘Algemene Vereniging van Beroepsjournalisten in België’ en de 50ste verjaardag van Ciné Rex. Opbrengsten van de avond gaan naar de ‘vzw Behoeftige Blinden’.
De film van bijna drie uur weet het premièrepubliek niet echt te boeien en heel wat genodigden verlaten vroegtijdig de zaal. Ook de commerciële carrière van ‘Ran’ is geen succes.
Zou het kunnen dat ‘Ran’ mee verantwoordelijk was voor de ‘fall and decline’ van het Heylen-imperium? Vanaf midden jaren ’80 begint Heylen meer en meer zalen te sluiten en ook het aanbod van Excelsior Films daalt in kwaliteit en kwantiteit.

Uitnodiging voor avant-première van 'Ran'

Uitnodiging voor avant-première van ‘Ran’ (07/10/1985)

 

De magere jaren

Naarmate de eighties vorderen krijgt Excelsior het steeds moeilijker om lucratieve contracten af te sluiten.
De verslechterende financiële toestand van het Rex-concern speelt zeker een rol, maar ook de wijzigingen op de internationale filmmarkt en de opkomst van enkele jonge wolven hebben een invloed.
Jan Verheyen en Marc Punt laten met Independent Films een frisse wind waaien door de Brusselse Koningsstraat. Net zoals MPG, Alternative Films en Concorde. Ze vissen allemaal in dezelfde vijver als Excelsior.

Zelfs Michel Apers (ja, de man die Monty en Cartoon’s oprichtte en zo ‘luis in de pels’ was voor het Rex-concern) kan het tij midden jaren ’80 niet keren wanneer hij in dienst treedt bij Georges Heylen.

‘The Last Emperor’ (1987, Bernardo Bertolucci) moet zowat de laatste prestigeproductie van Excelsior Films geweest zijn.
In november 1987 werden voor de Belgische première nog eens alle zeilen bijgezet: bezoek van acteurs en producers aan Antwerpen, persconferentie in zaal Goya, luisterrijke vertoning in de Rex met receptie achteraf … De ‘Antwerpse Kinema Aktualiteiten’ waren er uiteraard ook bij en dankzij het You Tube-kanaal van Patsofilm kunnen we een nostalgische trip maken naar een ‘Antwerpen Kinemastad’ dat krampachtig zijn grandeur in stand poogde te houden. 

 

Het einde

Begin jaren ’90 was het meer dan duidelijk dan Excelsior Films geen rol van betekenis meer speelde. Was de distributiemaatschappij enkele jaren eerder nog een echte slokop, nu moest men zich beperken tot enkele schaarse films die niet verder kwamen dan een paar speelweken in de eigen zalen. Of wie herinnert zich nog ‘Blood oath’ (1990, met Bryan Brown), ‘Don’t tell her it’s me’ (1990, met Steve Guttenberg) en ‘Spymaker, the secret life of Ian Fleming’ (1990)?
Het einde van Het Rex-concern in september 1993 betekende meteen ook het einde van Excelsior Films. De verschillende maatschappijen van Heylen waren zo nauw met elkaar verweven dat de Rechtbank van Koophandel niet anders kon dan ze zo goed als allemaal failliet te verklaren.
Een roemloos einde. Volgens cijfers van Frank Heirman verdeelde Excelsior Films/Filimpex in een periode van bijna 25 jaar zo’n 1003 films (iemand die een lijst heeft van alle films?). Een indrukwekkend aantal. Dankzij de  voorkeursbehandeling die Heylen deze films gaf in zijn eigen zalen groeiden ze dikwijls uit tot onverwachte successen. Zo werd de Village People-draak ‘Can’t Stop the Music’ enkel in Antwerpen een hit. Maar evenzeer zorgde Heylen ervoor dat zowat elke Antwerpenaar kennis maakte met het oeuvre van Wolfgang Amadeus Mozart.

Belgische filmaffiche voor 'Vanessa'

Belgische filmaffiche voor de Excelsior-film ‘Vanessa’ (1977, Hubert Frank)

 

Persoonlijke Top 10 

Om af te sluiten mijn persoonlijke Excelsior Films – Top 10: een mengeling van onvervalste meesterwerken, cinefiele hoogstandjes, nostalgie uit de kindertijd en puur commerciële pareltjes.

  • Les Fous du Stade (1972, Claude Zidi, gezien in Ciné Rubens, november 1972): Een klasgenoot van het vierde leerjaar wist met zoveel enthousiasme de grappen en grollen van Les Charlots na te vertellen dat ik deze film absoluut wou zien. Nu hopeloos gedateerd, toen goed voor een heerlijke woensdagnamiddag in de Rubens samen met mijn mama.
  • L’Aile ou la Cuisse (1976, alweer Claude Zidi, gezien in Ciné Quellin, december 1976): De comeback van Louis De Funès na enkele jaren van inactiviteit omwille van gezondheidsproblemen. De ‘symphonie’ die Vladimir Cosma componeerde voor deze film blijft een pareltje.
  • Hurra, die Schule brennt! (1969, Werner Jacobs, gezien in Ciné Tosca op de Bredabaan te Merksem waarschijnlijk in 1971): Excelsior verdeelde zowat alle films van kindsterretje Heintje. Ideaal amusement om te programmeren in de talrijke stadsrandzalen die Heylen toen nog had. Onder geen enkel beding durf ik de film opnieuw te bekijken. Het moet een mooie herinnering blijven.
  • Scanners (1981, David Cronenberg, gezien in Ciné Brabo, mei 1981): Eerste kennismaking met de Canadese grootmeester en ook eerste kennismaking met Ciné Brabo. ‘Scanners’ was de openingsfilm van dit mini-zaaltje in de kelder van het Century Center. Heylen zou Brabo bijna exclusief gebruiken voor allerhande horror.
  • The Terminator (1984, James Cameron, gezien in Ciné Metro I, februari 1985): Bulldozer Arnold Schwarzenegger in een non-stop actiefilm van James Cameron.
  • Quadrophenia (1979, Franc Roddam, gezien in Ciné Quellin, november 1979): Rivaliteit tussen Mods en Rockers in het Brighton van de vroege jaren ’60. Humo organiseerde een avant-première in de Quellin en ik was bij de gelukkigen.
  • Die Ehe der Maria Braun (1979, Rainer Werner Fassbinder, gezien in Rex Club, maart 1980): De commerciële doorbraak van Rainer Werner Fassbinder. Openingsfilm van de gezellige Rex Club, het antwoord van Heylen op het succes van Cartoon’s in de Kaasstraat.
  • Superman, the movie (1978, Richard Donner, gezien in Ciné Rubens in februari 1979): Mijn herinneringen aan deze film kwamen al aan bod in eerdere post. Waar anders dan in de Rubens (‘Het grootste scherm van België’) kon deze film worden vertoond?
  • The Elephant Man (1980, David Lynch, gezien in Ciné Odeon, december 1980): Overrompelende filmervaring in de ‘oude’ Odeon (Frankrijklei), aangrijpende film verpakt in de beste zwart-wit fotografie ooit.
  • Dawn of the dead (1978, George A. Romero, gezien in Ciné Metro, februari 1980): Tweede deel uit de Zombie-cyclus van George A. Romero. Als 16-jarige met enkele klasgenoten gezien in Ciné Metro, een zaal die toen veel weg had van een groot uitgevallen grindhouse. Een jaar later werd de Metro gerenoveerd en omgebouwd tot een duplex.

Eervolle vermeldingen voor ‘Tess’ (Roman Polanski), ‘The Kentucky Fried Movie’ en ‘An American Werewolf in London (beiden van John Landis), ‘The Deer Hunter’ (Michael Cimino), ‘Platoon’ (Oliver Stone), ‘The Commitments’ (Alan Parker), ‘They all Laughed’ (Peter Bogdanovich), ‘Southern Comfort’ (Walter Hill), ‘Sex, Lies and Videotapes’ (Steven Soderbergh) en ‘Married to the Mob’ en ‘Something Wild’ (beiden van Jonathan Demme).

Belgische filmaffiche voor 'The Deer Hunter'

Belgische filmaffiche voor ‘The Deer Hunter’ (1978, Michael Cimino)

 

Tot slot

Wie wil reageren op deze blog (correcties, aanvullingen, bedenkingen, herinneringen …) kan gebruik maken van de knop  ‘Geef een reactie’. Een mail sturen kan ook: antwerpen.kinemastad@hotmail.be
Heb je suggesties voor een volgende blogpost? Ik kijk uit naar je reactie en beloof elk voorstel in overweging te nemen.
Bij het opruimen van zolder of kelder materiaal gevonden dat bruikbaar kan zijn voor deze blog over het Antwerpse cinemaverleden? Laat mij gerust iets weten.

 

 

Verhaal van een monument: de Roma

Turnhoutsebaan 286, Borgerhout

Inleiding
Het zijn spannende dagen. Nog even en we weten of België voor het eerst in de geschiedenis van de Oscars het felbegeerde beeldje voor ‘Best Foreign Language Film’ zal wegkapen.
Wat de respectabele leden van de Academy of Motion Pictures Arts and Sciences niet beseffen, is dat enkele sleutelscènes van ‘The Broken Circle Breakdown’ werden opgenomen in de Roma te Borgerhout.
Wie op het einde van de vorige eeuw het verval van de ‘grootste voorstadszaal van België’ heeft meegemaakt, had wellicht nooit durven dromen dat de Roma ooit nog op dergelijke manier zou schitteren.
Niet alleen op het grote, witte doek, maar ook in het echt.

 

Ciné Roma tijdens de bloeiperiode (foto uit collectie van Cor Blancke)

Ciné Roma tijdens de bloeiperiode (foto uit collectie van Cor Blancke)

 

Geschiedenis van de Roma
De voorbije jaren is de ‘rise and fall’ van Ciné Roma al meerdere keren aan bod gekomen in de pers. We beperken ons dan ook tot enkele sleutelmomenten uit de geschiedenis van de majestueuze zaal.

  • In 1927 besluit de Borgerhoutse bouwmaatschappij Vooruitzicht een cinema te bouwen op een vrij perceel aan de Turnhoutsebaan. Boven de inkom van de zaal komen er appartementen. De bioscoop krijgt nooduitgangen aan de Appelstraat en de Prins Leopoldstraat. Met 2.000 plaatsen wordt het meteen de grootste zaal van de Antwerpse agglomeratie.
  • De naam Roma zou een acroniem zijn van Jean-Baptiste Romeo, stichter van Vooruitzicht, en diens vrouw, Ludvina Malev.
    Sommige bronnen verwijzen ook naar ‘Ben Hur’ (1925, Fred Niblo), een film voor een groot deel gesitueerd in Rome én een gigantisch succes in de bouwperiode van de Roma.
  • De zaal is lange tijd ‘the place to be’ in Borgerhout. Frank Heirman (auteur van ‘Het Paleis om de Hoek’, onmisbaar naslagwerk over het Antwerpse cinemaverleden) weet dat de Roma als multifunctionele zaal werd ontworpen. Een toneeltoren en een 5 meter diep podium maken de Roma dan ook ideaal voor proclamaties, galabals en allerhande variété.
  • In 1953 neemt Georges Heylen de cinema over van de groep ‘nv De Roma’.
 Heylen heeft op dat moment al een aantal zalen in de Antwerpse stationsbuurt (o.a. Ciné Rex) en lonkt nu ook naar bioscopen in de stadsrand.
  • Rie Haan, de ‘huisarchitect’ van het Rex-concern, tekent in 1958 plannen voor een grondige verbouwing van de zaal, maar uiteindelijk zal slechts een klein deel hiervan gerealiseerd worden. Zo wordt het plafond in de lange inkomhal verlaagd en aan de zijwanden komen verlichte vitrinekastjes.
Het is niet duidelijk of de inkrimping van het aantal beschikbare plaatsen (van 2.000 naar 1.600) in die periode gebeurde.
  • Projectionist Paul Corluy herinnert zich dat de eerste Heylen-jaren een enorm succes waren: ‘De Roma was een belangrijke zaal en bracht voor Heylen veel geld op, zoveel als de Astrid en de Savoy samen, die toch allebei op het Astridplein lagen’ (‘Cinema Roma was een droom’, reportage van Frank Heirman in Gazet Van Antwerpen, 21 augustus 1999).
  • Eind jaren ’50, begin jaren ’60 begint de crisis in de bioscoopsector. De opkomst van de televisie en de stadsvlucht spelen ook de Roma parten.
    Het publiek wil bovendien de nieuwe films zo vlug mogelijk zien. De Roma was geen ‘premièrezaal’ en op bepaalde kaskrakers was het dan ook soms maanden wachten.

 

Aanscuiven voor de film 'The Clown' (1953, Robert Z. Leonard). Foto uit collectie Cor Blancke.

Aanschuiven voor de film ‘The Clown’ (1953, Robert Z. Leonard). Foto uit collectie Cor Blancke.

 

De jaren ’70 – vechten om te overleven
Tot mijn scha en schande moet ik bekennen nooit een voet in Ciné Roma te hebben gezet.
Voor een jongen uit het noorden van Antwerpen leek de Borgerhoutse Turnhoutsebaan in de jaren ’70 wel het andere eind van de wereld. 
Verder dan Ciné Festa in de Offerandestraat ben ik nooit geraakt.
Wist ik veel dat enkele honderden meters verder nog een aantal cinema’s operationeel waren.

Er was de Victory in de Bothastraat (750 plaatsen, einde activiteiten op 6 mei 1976) en ‘keurbioscoop’ Studio Century aan de Drink (800 plaatsen, last picture show op 2 juli 1976). Het waren zalen die Heylen had verworven in de jaren ’50 en die het Rex-concern mee hadden groot gemaakt.
Lang voor Heylen (quasi-)monopolist was in de stationsbuurt heerste hij al over Borgerhout. Met de recettes die Heylen toen in zijn vier florerende Borgerhoutse zalen haalde (er was ook nog Ciné Luxor, Turnhoutsebaan 327, zaal die sloot in de jaren ’60) financierde hij wellicht een paar bioscoopovernames in het centrum van de stad.

 

Affiche met het programma van Studio Century (juni 1970)

Affiche met het programma van Studio Century (juni 1970)

 

In de jaren ’70 zorgden de stadsvlucht en de demografische wijzigingen in Borgerhout voor een flinke terugval in aantal toeschouwers. Uiteindelijk overleefde enkel de Roma de seventies.
De affiche voor ‘De legende van Bruce Lee’ (1976, Hong Kong) is een tastbaar bewijs dat de Roma het op het einde van de jaren ’70 meer dan moeilijk had.
Goedkope martial arts-films waren in het decennium van Bruce Lee vaak de laatste reddingsboei voor wijk- en dorpscinema’s.
Maar dat een zaal met meer dan 1.000 plaatsen zijn toevlucht moest nemen tot een ondertussen door iedereen vergeten Hong Kong-film van een distributeur gespecialiseerd in Z-films is veelzeggend.

 

Belgische filmaffiche voor 'De Legende van Bruce Lee'

Belgische filmaffiche voor ‘The Legend of Bruce Lee’ (1976, Ping Ling)

 

Het Rex-concern moet toen al geweten hebben dat de Roma op sterven na dood was.
Al te vaak werden Excelsior Films (de distributietak van het Rex-concern) geprogrammeerd om de kosten te drukken. En op de echte succesfilms was het soms maanden wachten. Eerst moest immers de commerciële carrière in de centrumzalen achter de rug zijn.
Dit was altijd al zo geweest en was in de gouden jaren niet echt een nadeel geweest voor de Roma. Het publiek was toen eerder gehecht aan een bepaalde zaal, pas in de jaren ’60 werd er meer en meer voor geopteerd om een bepaalde film te zien en dan liefst zo snel als mogelijk.

Niet dat het allemaal kommer en kwel was. Af en toe kregen films die eerder bij concurrent Calypso hadden gelopen nog een tweede kans in de Roma (‘Marathon Man’, ‘An Unmarried Woman’, ‘Piranha’, ‘The China Syndrome’ …).
En wanneer de film van de week een KNT-label had, was er een ‘speciaal jeugdprogramma’ op zaterdag, zondag en woensdag. Dit was dan meestal een Disney-tekenfilm.

 

Belgische filmaffiche voor de Spielberg-film '1941'

Belgische filmaffiche voor de Spielberg-film ‘1941’ (1979)

 

De Roma is ook de zaal waar de Antwerpenaar kon kennismaken met de eerste films van Rainer Werner Fassbinder. In 1973 en 1974 was de Roma (samen met Studio Century) de locatie voor ‘Film International’, het filmfestival van de Centrale Antwerpse Filmklub. Een handvol cinefielen zag er films als ‘Die bitteren Tränen der Petra von Kant’ (1972) en ‘Angst essen Seele auf’ (1974), zo’n vijf jaar voor het Duitse wonderkind ook bij het grote publiek erkenning zou vinden met zijn ‘Die Ehe der Maria Braun’.
Dat de Roma niet meteen de meest geschikte zaal was voor een cinefiel festival kunnen we afleiden uit een festivalverslag van toen. Een recensent klaagt over ‘immense en kouwelijke zalen’ (Jean-Pierre Wauters in ‘Film en Televisie’ van april 1974).
In maart 1974 maakten de Antwerpse Kinema Aktualiteiten een sfeerbeeld van het filmfestival. Op het YouTube-kanaal van Patsofilm vonden we het prachtig tijdsdocument terug.

 

 

Dat de Roma het nog volhield tot juni 1982 had wellicht te maken met de inkomsten uit optredens en variété.
Je kan een boek vullen met de namen die ooit op het podium van de Roma hebben gestaan: Roy Orbison, Cliff Richard, Olivia Newton-John, Paul McCartney, Lou Reed, James Brown …
Wie de programmatie van de late jaren ‘70 bekijkt, kan niet anders dan vaststellen dat de zaal toen al een ‘volksschouwburg’ was.
Alles was mogelijk in de Roma. Van de hardrock van Japan en AC/DC en de punk van Iggy Pop en The Stranglers over de humor van Gaston en Leo en Sjef Van Oekel tot ‘de verkiezing van de mooiste bodybuilder van België’ en een ‘Elvis Memorial Day’.
Maar ook de ‘Balletten van Tahiti’ en ‘Ein Abend in Wien’ konden op heel wat belangstelling rekenen.

Uiteindelijk verloor Heylen alle interesse in de Roma. In de vroege jaren ’80 ging veel geld naar de uitbreiding van het zalenpark in het stadscentrum. Er werd resoluut gekozen voor kleine zaaltjes waar hoop en al honderd zitjes waren (de Ambassades-clubs, de twee zaaltjes in de kelder van de Quellin). Voor een opfrissing van de Roma was er geen budget.

De Roma sloot zijn deuren op 4 juni 1982. Met vertoningen van ‘Enter the Ninja’ (1981, Menahem Golan) en ‘The Black Pirate’ (1976, Sergio Sollima) beleeft de Roma een einde in absolute mineur. Borgerhout bleef een beetje verweesd achter.

Monument in verval
Augustus 1999. De grote vakantie loopt op zijn einde.
De Zomer van Antwerpen organiseert samen met het Antwerpse Filmmuseum een filmfestivalletje met oude 3D-films. Locatie: de sinds 1982 gesloten Ciné Roma.

In de Fnac koop ik een ticket voor de vertoning van ‘Dial M for Murder’ (1954).
De vertoning in de Roma is een unieke kans om deze Hitchcock-klassieker in 3D te zien. De Master of Suspense draaide de film toen Hollywood in de greep was van een eerste 3D-hype (met films als ‘House of Wax’ en ‘Creature from the Black Lagoon’).
Toen ‘Dial M for Murder’ uiteindelijk klaar was voor release had men het al gehad met de ongemakkelijke brilletjes en de film werd uitgebracht in het klassieke formaat.

De verwachtingen waren dus hooggespannen op die zwoele augustusavond. Enerzijds omwille van de film, anderzijds (én vooral) omwille van de kennismaking met de Roma.
De hoofdingang op de Turnhoutsebaan is niet bruikbaar. Over de ganse breedte van het pand is er een automaat voor kruidenierswaren. Dan maar binnen via de nooduitgang in de Prins Leopoldstraat. Vandaar gaat het naar het balkon waar we kunnen plaatsnemen op de pluchen cinemazetels van weleer. Wie naar beneden durft te kijken, ziet hoe erg het met de zaal is gesteld. Alle stoelen zijn uitgebroken. In de plaats kwam een stort van steenpuin, rommel en afval. Paul Corluy  spreekt over een ‘tweede Hiroshima’ en vraagt zich af ‘waarom er geen geld is voor de Roma’.

Na de vertoning fiets ik met opkomende hoofdpijn terug naar huis. Die hoofdpijn wijt ik niet alleen aan de 3D-bril. Het heeft eerder te maken met de verpletterende indruk die de Roma heeft nagelaten. Het besef dat de zaal een langzame dood aan het sterven is, maakt me weemoedig en triest.

Gelukkig dat een zekere Paul Schyvens ook een ticket had voor één van de 3D-vertoningen.

 

Artikel uit Gazet Van Antwerpen van donderdag 26 augustus 1999

Artikel uit Gazet Van Antwerpen van donderdag 26 augustus 1999

 

Heropbouw van de Roma
Na de roemloze sluiting in 1982 gebruikte een technische school de zaal lange tijd als atelierruimte. Toen daar een einde aan kwam, zette het verval zich in sneltreinvaart verder.
Wie zich een idee wil vormen van de desastreuze toestand van de Roma in de jaren ’90 vindt op de website van Serge Bosschaerts een foto die boekdelen spreekt: http://users.telenet.be/rudolf.bosschaerts/Roma1e.html

Op zeldzame momenten komt het monument weer tot leven. Een toneelvoorstelling van de groep ‘Blauw Vier’ en het 3D-filmfestival doen Rataplan-oprichter Paul Schyvens dromen van meer.

Schyvens durft uiteindelijk te springen en besluit in 2002 de Roma te huren. Zwartkijkers geloven niet in het project, maar met de hulp van honderden vrijwilligers, enkele gulle sponsors en wat subsidies hier en daar verrijst de Roma uiteindelijk uit zijn as. Op 15 mei 2003 mag elke bezoeker van het openingsfeest zelf een stukje van het rode lint doorknippen.

Ondertussen is de Roma al meer dan tien jaar weer ‘een echte volksschouwburg waar iedereen tegen een sociale prijs kan genieten van cultuur en vermaak’ (website www.deroma.be ).

De mooiste ode aan de Roma
De mooiste ode aan Ciné Roma is afkomstig van ex-VRT-journalist Guy Poppe.
Als kind van de Seefhoek groeide hij op tussen de nog welig tierende wijkcinema’s. Maar ‘naar de cinema gaan in de Roma, dat was feest’. Hij sprak de woorden uit in 2007 toen de Roma de Arkprijs voor het Vrije Woord kreeg.
Dankzij de wonderen van het wereldwijde web kan je de tekst van Guy Poppe terugvinden in het boekje dat werd uitgegeven naar aanleiding van die prijsuitreiking: http://dl.dropboxusercontent.com/u/69109867/Ark/Arkboekje%202007.pdf
Toch willen we je een kleine passage hier al meegeven, omdat het een erg mooie illustratie is van filmbeleving in de jaren ’50.

‘De Roma was van ons. Daar gingen we op zondagmiddag naar de cinema, naar ‘Bambi’ kijken, naar ‘Caruso’, met Mario Lanza, de films van Doris Day en Jerry Lewis, Charles Janssens en Co Flower, ‘Ben Hur’ en ‘De Tien Geboden’. Mijn oudere broer ja, die ging op zaterdagavond in ’t stad een filmpje meepikken, maar tegen mij zei mijn moeder: ‘Wacht maar tot hij in de Roma komt’. Daarop kon je je klok gelijk zetten. De affiche op de voorgevel gaf aan welke kaskraker er deze week te zien was, één week en dan gedaan. In de hal hingen de affiches van de prenten die er volgende week te zien zouden zijn en welke kortelings. Dat was Roma-Nederlands voor over veertien dagen. Binnen, achter de glazen toegangsdeuren, in de tweede hal, hing er nog een affiche, naast het bordje verwacht. Die film programmeerde de Roma drié weken later. Het klopte altijd’.

Maar ook VRT-producer Rik Sallaerts heeft warme herinneringen aan de Roma:

‘Wat een grote belevenis was het om ergens hoog op het grote balkon – de goedkoopste plaats – toch nog de zware fluwelen gordijnen te horen ruisen bij aanvang van de vertoning, bij het begin en einde van de reclame, bij de Antwerpse Kinema Aktualiteiten, bij de eerste (korte) film, bij de tweede film … Een ruisen dat oploste in het piepen van mandjes vol ijs en chocoladebonbons die overijverige ouvreuses allang voor de pauze tot ons aller jolijt aanvoerden. En wat te zeggen van de grote bar met spiegelwand, waar een frisdrank uit zo’n enorme ronde coca-cola-box werd opgediept. De Roma bezoeken was toen écht een avondje uit, een spektakel’ (Antwerpen in  de 20e eeuw, De Cinema, 1998, Uitgeverij Waanders).

Wie zich verder wil verdiepen in de geschiedenis van de Roma verwijzen we naar de handige en goed gedocumenteerde brochure ‘Cinema Roma, over de Roma en het Rex-concern van Georges Heylen’. Dit kleinood werd in 2003 uitgegeven naar aanleiding van de prachtige tentoonstelling ‘Hollywood aan de Schelde’ (zomer 2003 in de Roma) en is nog steeds verkrijgbaar aan de balie van de zaal.
Uiteraard vind je ook veel informatie in ‘Het Paleis om de Hoek’ (Frank Heirman, uitgeverij BMP, 2006).

Tot besluit wens ik uitdrukkelijk Paul Schyvens en Rob Gielen van de Roma te bedanken voor het bezorgen van enkele foto’s uit het rijke verleden van de Roma.

 

 

Antwerpse Cine(ra)ma in 1963

L’embarras du choix

 

Volksgazet

‘Volksgazet’ – maandag 25 november 1963 – pagina 23

 

Tijdens de donkerste dagen van het jaar brengt de homo nostalgicus wat meer tijd dan gewoonlijk door op een zolder volgestouwd met oude kranten en tijdschriften, filmaffiches uit vervlogen tijden en programmablaadjes van verdwenen (en dikwijls al vergeten) cinema’s.
Tussen al dat vergeeld en broos papier vond ik zowaar een ‘Volksgazet’ gedateerd maandag 25 november 1963 (24 bladzijden voor 2,5 Belgische franken).
Iets meer dan een halve eeuw oud dus die krant, gedrukt enkele dagen na de moord op president Kennedy. Heel wat aandacht uiteraard voor de gebeurtenissen in Dallas en Washington. Daarnaast ook het gebruikelijke sportnieuws op maandag (Antwerp – Beerschot 1-1, doelpunten van Willems voor Beerschot en Eddy Wauters voor Antwerp!) en heel wat ‘botsingen’ (weekendongevallen zijn blijkbaar van alle tijden).
In de rubriek ‘Waarheen vandaag?’ staat de Antwerpse filmprogrammatie centraal. De scan van die rubriek is terug te vinden bovenaan deze blogpost.
Wie één en ander wat meer in detail wil bestuderen, klikt op de afbeelding.

The bigger, the better
‘Lawrence of Arabia’ en ‘The Birds’ waren eind november 1963 nog maar net van de affiche verdwenen of daar kondigden zich al een nieuwe reeks grote publieksfilms aan.
Het Hollywood-mantra ‘the bigger, the better’ was meer dan ooit van toepassing. Met historisch spektakel in de overtreffende trap trachtte men de massa terug naar de bioscoop te lokken.
‘The Great Escape’ draait voor een derde week in Ciné Rex (‘Antwerpens Prachtkinema’), in de Rubens vergaapt men zich aan Elizabeth Taylor als ‘Cleopatra’ en de Empire in de Appelmansstraat vertoont in Super Technirama het historisch epos ’55 Days at Peking’.
Wat een weelde!

 

Weekblad Cinema

‘Weekblad Cinema’ van 12 oktober 1963

 

Het waren andere tijden
Door de moordende concurrentie van de grotere zalen én de opkomst van de televisie beginnen een aantal kleinere bioscopen zich te specialiseren in licht-erotische films.
In Ciné Paris (De Keyserlei) draait, kan het toepasselijker, ‘Erotisch Parijs’, in de Plaza (Breydelstraat) vertoont men ‘Les Don Juans de la Côte d’Azur’ en in de Scala (Carnotstraat) ‘Liefdesverkopers’.
Al bij al redelijk brave films, maar de toon is gezet. Deze zalen (samen met ook nog de Royale op het Astridplein) zullen zich in de jaren ’60 verder manifesteren als ‘sekscinema’.
Terzijde: de Royale op het Astridplein vertoont nog steeds porno voor zowel gay’s als hetero’s. Journalist Stijn Tormans publiceerde in Knack van 19 oktober een hallucinant relaas over zijn bezoek aan Ciné Royale. Wie hiervan graag een kopie ontvangt, stuurt een mail naar antwerpen.kinemastad@hotmail.be.

Heylen komt op kruissnelheid
Wanneer we alle zalen uit de krant van toen optellen, komen we aan 31 cinema’s.
Ze zijn over de ganse stad verspreid, van Statiekwartier tot randgemeenten (de ‘Modern’ op het Kiel, de ‘Corso’ en de ‘Palace-Warande’ in Berchem, ‘Victory’, ‘Century’ en ‘Roma’ in Borgerhout …).
Een aantal bioscopen vinden we niet terug in de krant. Van de ‘Monty’, een zaal die toen nauwe banden had met de kerk, is de programmatie niet terug te vinden in de socialistische ‘Volksgazet’.
Als ik me niet vergis, worden 17 van de 31 bioscopen op dat moment al gecontroleerd door het Rex-concern van cinematycoon Georges Heylen.
In de buurt van het Centraal Station zijn dat Quellin, Savoy, Metro, Rubens, Rex, Odeon, Capitole, Pathé, Astrid, Vendôme en Astra.
In de stadsrand en de randgemeenten programmeert Heylen in de Festa, National, Palace-Warande (of Berchem Palace), Roma, Century en Victory.
We schreven in eerdere posts dat Georges Heylen zijn zalen duidelijk profileerde.
Dat was ook in 1963 al duidelijk merkbaar.
In Rex, Rubens en Pathé (deze laatste zaal was toen net overgenomen van de concurrentie) draaien de grote blockbusters.
In Astrid en Quellin staan er Duitse films op de affiche, in de Odeon (‘de cinema van de elite’) uiteraard een Franse film en de Capitole programmeert een Italiaanse peplum, toen het nec plus utra voor een B-zaal.

Lange levensduur van een film
De films beleven hun première in de sjieke exclusiviteitszalen van het centrum en sijpelen dan langzaam door naar de rand.
Zo was ‘The Longest Day’ in december 1962 in Antwerpse première gegaan in Ciné Rubens. Een jaar later circuleert de film nog steeds in de Sinjorenstad.
In de week van vrijdag 22 november 1963 (het filmprogramma wijzigde toen steeds op vrijdag) kon je de film zien in de Festa (Offerandestraat).
Een paar weken eerder stond ‘The Longest Day’ nog op de affiche in de Roma en de Palace. Voor de ‘Antwerpse Kinema Aktualiteiten’ reden genoeg om er een kort item aan te wijden. Dankzij het kanaal van Patsofilm op You Tube wanen we ons terug in één of andere Antwerpse cinema van 50 jaar geleden.

 

 

Overlevingsstrijd van de kleine, onafhankelijke cinema
De zalen in de rand bieden vaak een ‘double bill’ aan, twee films voor de prijs van één ticket. Dikwijls wordt hierbij een nieuwere film gekoppeld aan een oudere productie.
Ciné Forum (Brederodestraat) vertoont de Italiaanse griezel  ‘The Horrible Dr. Hichcock’ (1962, Riccardo Freda) in combinatie met ‘A Glass of Whiskey’ uit 1958.
In de Lange Koepoortstraat kan je in Ciné Lido terecht voor ‘The Main Attraction’ (1962) met Pat Boone en als tweede film ‘Bad Day at Black Rock’ (1955).
Het is een formule waarmee de wijkzalen het hoofd boven water trachten te houden.

Op zeker spelen kan ook met het hernemen van de succesfilms van vroeger.
In de Modern (Sint-Bernardsesteenweg) kan je opnieuw kijken naar de James Dean-klassieker ‘Giant’ (1956) en Ciné Ritz (pal in het Schipperskwartier, je vindt er nu Café d’Anvers) vertoont de somptuese Heminway-verfilming ‘A farewell to Arms’ (1957).

Desalniettemin komt het water soms tot aan de lippen van de kleine, onafhankelijke (buurt)cinema.
In het lezenswaardige ‘De verlichte stad’ (Daniël Biltereyst en Philippe Meers, Lannoo Campus, 2007) vonden we wat cijfermateriaal: ‘In het hele land sluiten bioscopen. Deze neergang is niet overal hetzelfde. Grootsteden, centrumsteden, verstedelijkte en landelijke gemeenten ervaren de crisis anders. Tussen 1960 en 1970 verliest Vlaanderen 55,6 procent van het aantal bioscopen. De grootste verliezen situeren zich tussen 1963 en 1967: in slechts vier jaar tijd verdwijnen 315 bioscopen uit de statistieken, 95 verdwijnen al in het eerste jaar’ (pagina 105).
Het zijn cijfers die boekdelen spreken.

 

Belgische filmaffiche voor 'The Great Escape' (1963, John Sturges)

Belgische filmaffiche voor ‘The Great Escape’ (1963, John Sturges)

 

Anvers Palace speelt zijn laatste troefkaart uit
Het Rex-concern zit in 1963 al in een luxepositie. Door zijn verscheidenheid aan zalen weet Heylen doorgaans de beste en interessantste films te krijgen van de distributeurs. Wanneer een prent is ‘uitgespeeld’ in één van de grotere zalen versluist Heylen de film naar een kleinere zaal en enkele weken later naar één van zijn cinema’s uit de rand.
Voor de concurrentie in het Statiekwartier wordt het steeds moeilijker om commerciële films vast te leggen. De Anvers Palace in de Appelmansstraat (een filmpaleis uit 1915 met 1400 zitjes) moet zich tevreden stellen met Franse films van kleine distributeur Royal Films of met hernemingen van oude Hollywood-successen.
Met de toneelopvoering van ‘My Fair Lady’ in de eerste maanden van 1963 probeerde de directie nog te diversifiëren, maar het was duidelijk dat andere maatregelen noodzakelijk waren om de zaal als bioscoop te laten overleven.
Een samenwerking met de Amerikaanse maatschappij Cinerama lijkt op dat moment de beste optie.

 

Cinerama

Artikel uit ‘Weekblad Cinema’ van 30 november 1963 (42ste jaargang – nummer 46)

 

Cinerama: ‘virtual reality-ervaring avant la lettre’
Cinerama is het projectiesysteem waarmee België voor het eerst had kennisgemaakt tijdens de Expo van 1958.
Patrick Duynslaegher omschreef het procédé als volgt: ‘Cinerama is een technisch omslachtige opname- en projectietechniek die begin jaren 50 werd gelanceerd en aan de basis ligt van de breedbeeldrevolutie. Bedoeling van de ontwikkelaars was een filmervaring te creëren die het hele gezichtsveld bestrijkt. Daarvoor werd een cameramonster met drie ogen in elkaar geknutseld dat elke actie op drie filmstroken vastlegde. Die werden dan synchroon in drie aparte cabines door drie projectoren gejaagd en samengevoegd tot één reusachtig beeld dat op een gigantisch gebogen jaloezieënscherm met een hoek van 146 graden werd geprojecteerd.
In combinatie met zeven magnetische geluidskanalen creëerde dit een halve eeuw geleden al een verbazingwekkende driedimensionale illusie die de toeschouwer het gevoel gaf om middenin de actie te zitten, een virtual reality-ervaring avant la lettre. Cinerama werd vooral gebruikt voor zogeheten travelogues, die de grootsheid van natuur, steden, landschappen en vreemde culturen bejubelden’ (Focus Knack, 4 november 2009).

Ciné Variétés in Brussel was eind 1961 de eerste Belgische zaal die werd uitgerust voor Cinerama.
De investeringen waren ingrijpend en duur: een nieuw filmscherm, een nieuwe geluidsinstallatie en grondige aanpassingen aan de zaal zelf (er moesten twee extra projectiecabines gebouwd worden). Bovendien was extra personeel nodig om al die projectoren te bedienen.
In een sector in crisis door dalende toeschouwersaantallen was een dergelijke investering niet evident.
Enkel de Anvers Palace volgde in november 1963 het voorbeeld van de Brusselse Variétés.

‘Anvers Palace’ wordt ‘Cinerama Palace’
Eind november 1963 sluit de Anvers Palace tijdelijk zijn deuren (reden waarom de zaal niet voorkomt op het overzicht in de ‘Volksgazet’).
De maatschappij Cinerama zorgt voor de nieuwe technische uitrusting van de zaal, de verbouwingen worden gefinancierd door de exploitant.
‘Cinerama Palace’ opent op 12 december 1963 met ‘How the West Was Won’, de epische western van Henry Hathaway en John Ford

Henri, een trouwe lezer van deze blog, herinnert zich een vertoning van ‘How the West Was Won’ kort na de première: ‘Er ging werkelijk alles mis qua techniek, .zoals je weet was dat toen met 3 projectoren die gelijktijdig moesten starten en ik denk dat ze toen tot 3 maal toe moesten herbeginnen. Er was bij die vertoning een bomvolle zaal en daar werd toen heel wat gemopperd over de slechte kwaliteit van de projectie’.
Eigen aan het procedé was ook dat je de storende naden tussen de drie filmstroken op het grote scherm bleef zien.
Uiteindelijk bleef ‘How the West Was Won’ 11 weken op de affiche staan in de ‘Cinerama Palace’.
In maart 1964 was er nog de vertoning van die andere speelfilm in het ‘3-strip’-formaat ‘The Wonderful World of the Brothers Grimm’ (1962, Henry Levin/George Pal) en nadien volgden nog een aantal Cinerama-travelogues (documentaires zoals ‘Seven Wonders of the World’ uit 1956). Maar al relatief snel schakelde de zaal terug over op ‘normale’ films.

Roemloos einde van de Anvers Palace
Achteraf kan men zich de vraag stellen of de peperdure aanpassingen aan de bioscoop geen maat voor niets waren. In Amerika besliste de Cinerama-directie om na 1963 te stoppen met het produceren van de ‘3-strip’-films. De facto waren de drie projectiecabines dus niet meer nodig en was de dure investering al verouderd nog voor ze goed en wel in gebruik was genomen. Er werden nog wel een aantal films onder het label ‘Cinerama’ uitgebracht (zoals ‘Battle of the Bulge’), maar deze waren opgenomen in ‘Ultra Panavsion 70’, een widescreen-formaat waarbij één projectiecabine volstond.

 

Programma Cinerama Palace

Programma Cinerama Palace – september 1966

 

In 1968 was de Anvers Palace  de laatste, grote Antwerpse centrumzaal die niet tot het Rex-concern behoorde. De directie was er zich van bewust dat de strijd verloren was.
De zaal werd verkocht aan projectontwikkelaars en ging tegen de vlakte. Dat was eerder ook al gebeurd met Ciné Empire, de zaal naast de Anvers Palace. Op de plaats van de Empire en de Anvers Palace kwam uiteindelijk het Empire Shopping Center.

Heylen was nu even alleenheerser in de buurt van het Centraal Station (de sekscinema’s buiten beschouwing gelaten). Maar dat een monopolie niet altijd goed is, zal begin jaren ’70 blijken wanneer Heylen in conflict komt met de grote Amerikaanse filmdistributeurs. Antwerpenaars die op dat moment de grote succesfilms willen zien, moeten uitwijken naar andere steden.

Ten slotte: wie zin heeft om te reageren of eigen bioscoopervaringen wil delen, kan dit altijd doen door te klikken op ‘een reactie plaatsen’.
Ik ben vooral benieuwd of er lezers zijn die herinneringen hebben aan de ‘Cinerama Palace’.
Ook scans van foto’s en programmablaadjes van de ‘Cinerama Palace’ mag je doorsturen.
Hiervoor gebruik je het mailadres antwerpen.kinemastad@hotmail.be. Interessant materiaal zal zeker worden gepost.